What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
spelling H3 klas 1 m/h
Spelling
Doel: je weet hoe je zwakke werkwoorden in de VT schrijft.
Wat:
theorie doorspreken
HW nabespreken
opdrachten maken
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Spelling
Doel: je weet hoe je zwakke werkwoorden in de VT schrijft.
Wat:
theorie doorspreken
HW nabespreken
opdrachten maken
Slide 1 - Slide
Hoe schrijf je de VT van:
ik fiets
Slide 2 - Open question
Hoe schrijf je de VT van:
Ik leef?
Slide 3 - Open question
Toepassing 't kofschip-x
Fietsen
stam= fiet
s
--> de
s
zit in 't Kofschip-x --> ik-vorm + te/ten
dus: ik fiets in de VT = ik fietste
Leven
stam= le
v
--> de
v
zit
NIET
in 't Kofschip-x --> ik-vorm + de/den
dus: ik leef in de VT = ik leefde
Slide 4 - Slide
Nakijken HW t/m 6
Zijn er nog vragen?
Nabespreken opdr. 7 --> voorlezen
Slide 5 - Slide
uitleg
Lees mee op blz. 191:
meervoud zelfstandige naamwoorden 2
Slide 6 - Slide
maken: 8, 9, 10, 11 en 13
Leer de dicteewoorden van blz. 193
Slide 7 - Slide
wat is de juiste spelling
A
olieen
B
olien
C
oliën
D
olieën
Slide 8 - Quiz
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:
1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen
Slide 9 - Slide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond
Slide 10 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen
Slide 11 - Quiz
Heel werkwoord
Het hele werkwoord noemen we ook wel de
infinitief
De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n
Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten
Slide 12 - Slide
Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?
Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging
Slide 13 - Quiz
Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?
De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
de temperatuur
D
de komende jaren
Slide 14 - Quiz
Het voltooid deelwoord
instructiefilmpje
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt
Slide 17 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen
Slide 18 - Quiz
Welke zinsdelen ken je allemaal?
Slide 19 - Mind map
Zinsdelen
1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp
5. bijwoordelijke bepaling
Slide 20 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 21 - Open question
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden in de zin?
Slide 22 - Open question
Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Video
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa
geschreven.
Slide 25 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.
Slide 26 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.
Slide 27 - Drag question
Welke woordsoorten ken je?
Slide 28 - Mind map
Woordsoorten
1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Voorzetsel
5. Werkwoord
6. Telwoord
Slide 29 - Slide
Woordsoorten
Slide 30 - Slide
welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord
Slide 31 - Quiz
welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 32 - Quiz
zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
telwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord
Slide 33 - Drag question
Spelling 3.8- herhaling
Slide 34 - Slide
Hoe schrijf je:
Ik fiets in de vt?
Ik zweef in de vt?
Slide 35 - Slide
antwoorden
Fietsen: stam is fiet
s
--> ik fiets
te
Zweven: stam is zwe
v
--> ik zeef
de
Slide 36 - Slide
PV in de vt schrijven
Daarna (maken) hij de drempel en (rusten) hij even uit.
De mannen (schroeven) planken en (verven) ze op het terras.
Dewi (bezoeken) samen met haar ouders Parijs.
Slide 37 - Slide
Schrijf de volgende woorden in het mv
1. therapie
2. olie
3. genie
4. idee
5. kopie
Slide 38 - Slide
schrijf de dicteewoorden op
Slide 39 - Slide
Maak een verhaal
Pak de woordenlijst van H4.5 erbij.
Maak groepjes van 4 en schrijf een verhaal met de moeilijke woorden.
Welk groepje heeft de meeste moeilijke woorden gebruikt?
Slide 40 - Slide
More lessons like this
H.6 NN5 3GT Zinsdelen en woordsoorten + oef. K&L
January 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Grammatica zinsontleding
January 2021
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
zindelen en woordsoorten
April 2022
- Lesson with
28 slides
Woordenschat
Basisschool
Groep 7
B1L Grammatica zinsontleding
March 2021
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
March 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
February 2020
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
October 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
September 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3