vraagwoorden en voorstellen

Clase de español - H4




martes , 10 de septiembre de 2024

1 / 55
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Clase de español - H4




martes , 10 de septiembre de 2024

Slide 1 - Slide

Tu profesora
VRIA --> Profesora de Vries Salvador/ Alejandra
Vivo en Ámsterdam
Mi familia es de Valencia, España
Soy profesora de español
Tengo un perro
Viajar/ir al cine/ir de tapas/jugar al tenis
Estudiante en HLZ

Slide 2 - Slide

¿Cuál es la mentira sobre la profesora de Vries Salvador
Overleg met je buurman/vrouw
timer
1:00
A
Tengo un perro
B
Me gusta jugar al tenis
C
Fui ex-alumna de HLZ
D
Nací en Valencia

Slide 3 - Quiz

Las reglas de tu profe
We zijn beleefd en vriendelijk!
Ik verwacht een actieve werkhouding, in en buiten de les!
Spullen & huiswerk zijn in orde
Twee schriften en een reader
Vinger opsteken wanneer je iets wilt vragen/vertellen
Je bent stil als jouw docente of een klasgenoot aan het woord is.
Opgeladen laptop
Mobieltjes staan uit/vliegstand en zijn opgeborgen
¡Hablamos español!


Slide 4 - Slide

Noem 3 schoolregels die jij
belangrijk vindt.

Slide 5 - Mind map

El material para español
Libro Aula 1 
Reader
DOS cuadernos (twee schriftjes)
Tarea unidad 1
TEAMS español

Slide 6 - Slide

En la clase de hoy:
Las reglas de tus profesoras
un poquito de cultura
¡Ya conoces mucho español!/ Je kent al heel veel Spaans!
uitspraak/ mannelijk & vrouwelijk / het meervoud / jezelf voorstellen
Evaluación
Los deberes

Slide 7 - Slide

OBJETIVOS DOELEN
Na deze les...
Weet ik iets meer over mijn docent.
Ken ik de regels in de klas.
 Weet ik iets meer over Spanje en de Spaans talige landen.
Kan ik mezelf voorstellen in het Spaans.
Kan ik  3 vragen aan iemand anders stellen in het Spaans.  

Slide 8 - Slide

timer
0:30
Welke vraagwoorden ken ik in het Nederlands?

Slide 9 - Mind map

WELKE WOORDEN ZIJN DE RODE WOORDEN

VRAAGWOORDEN en ZINNEN     
                               
                                ¿Cómo estás?
     ¿Dónde vives?                                                     
                                                                             ¿De dónde eres?
                                   ¿Quién eres?
                                                                   ¿Cuál es tu número de teléfono?
        ¿Cuál es tu nombre?
                                                                                                    ¿Cuántos años tienes?
                                                     ¿Qué es esto?











Slide 10 - Slide

Sleep de gele kaartjes naar de juiste vertaling
WAT
WELKE
WIE
WAAROM
WAAR
WANNEER
HOE
CÓMO?
QUIÉN?
QUÉ?
PORQUE?
CUÁNDO
CUÁL/(ES)
DÓNDE?

Slide 11 - Drag question

Y ahora un poquito de cultura

Slide 12 - Slide

Weet je dat Spaans  in vele landen wordt gesproken ?

Slide 13 - Slide

Hoeveel personen in de wereld spreken Spaans, denk jij?
A
ongeveer 170 miljoen
B
meer dan 470 miljoen
C
meer dan 350 miljoen
D
minder dan 300 miljoen

Slide 14 - Quiz

Weet jij wat de hoofdstad van Spanje is?
A
Barcelona
B
Valencia
C
Madrid
D
Santiago

Slide 15 - Quiz

Welke Spaanstalige beroemdheden ken je?
Sleep de naam naar de juiste foto
Penélope Cruz
Lionel Messi
Máxima
Shakira
Daddy Yankee y Fonzi
Rafa Nadal

Slide 16 - Drag question

Waar moet jij aan denken, als je aan Spanje denkt?
Sleep ze naar de kaart van Spanje toe

Slide 17 - Drag question

Welke van de volgende landen ligt in CENTRAAL Amerika?

A
Guatemala, Panamá en México
B
Venezuela, Perú en Puerto Rico
C
México, Brasil en Nicaragua
D
Aruba, Bali en Croatië

Slide 18 - Quiz

In welke landen wordt Spaans als 2e taal gesproken?
A
Mexico
B
Verenigde Staten
C
Brazilië
D
Equatoriaal Guinee (Centraal Afrika)

Slide 19 - Quiz

Hoe heet dit Spaanse festival?

A
Dia de los muertos
B
La siesta
C
La tomatina
D
La corrida de toros

Slide 20 - Quiz

Seguimos con / We gaan door met:
uitspraak
mannelijke en vrouwelijke zelfstandige naamwoorden te herkennen en te gebruiken
Het meervoud maken
Jezelf voorstellen

Slide 21 - Slide

La pronunciación

Slide 22 - Slide

timer
1:00
¡Ya conoces mucho español!
Kies 3 woorden waar jij denkt dat een Spaanse uitspraakregel bij hoort



Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Video

Uitspraak (zie TB blz. 118)

Slide 25 - Slide

La pronunciación
Con tu cuaderno:
Apunta las reglas y los ejemplos

Slide 26 - Slide

Pronunciación
v = b --  Valencia
ll = jl  -- amarillo
j = g  -- Juan
ñ = nj  -- España
h = ..   spreek je niet uit! --hola
u = oe  --Cuba 
ch = tsj  -- Chile
ce/ ci = 'thing' - ceremonia
ca/co/cu = ka klank -- casa
que = ke - queso
qui = kie - quizás

Slide 27 - Slide

Spellen…/Deletrear
1.Estudia la página  Het Alfabet
2. Marca (markeer) las letras que te parecen difíciles.
3. Busca como deletreas tu nombre (=naam) y apellido (=achternaam) y apúntalo en tu cuaderno --> BLZ. 17 van de reader

Frase útiles de la clase:
Hoe schrijf je…? --> ¿Cómo se escribe…? Je schrijft het… --> Se escribe….
Hoe spel je…? --> ¿Cómo se deletrea? Je spelt het --> Se deletrea…

Slide 28 - Slide

Pronunciación
z = De z wordt uitgesproken als de ‘th’ in het Engelse THING --plaza
G = De g wordt voor e en i uitgesproken als ch in lachen
-- la gente
G = De g wordt voor a, o ,u uitgesproken als een g in goal  -- gustar
R = wordt rollend uitgesproken  (als een dubbele R) aan het begin van een woord.
C = de c wordt voor de a, o, u uitgesproken als een K -- casa
C=  de c wordt uitgesproken als de 'th' in het Engelse THING -- cerveza




Slide 29 - Slide

UITSPRAAKREGELS IN HET SPAANS 
     Paella                         Guerra                           Adiós  Costa         Gracias     Cuba       Marbella      Holanda    España         Zaragoza  Cerveza           Barcelona     Cha cha cha   Argentina    Chiquita     Hasta la vista     Qué tal       Piña  Colada      Guapo            Hola          Guitarra               Vamos a la playa          
Don Juan        Gibraltar 

Slide 30 - Slide

A leer
Iedereen leest een stukje tekst voor en past de uitspraakregels toe.
Ik deel 2 verhaaltjes uit en geef jullie een beurt.

Slide 31 - Slide

Wat betekent femenino? En masculino?

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Schrijf de regels  op in je schrift!

Slide 34 - Slide

Meervoud

Slide 35 - Slide

A controlar 

Reader blz. 25 oef 2 en blz. 26 oef 13.A

Slide 36 - Slide

y ahora a hablar

Slide 37 - Slide

Hola
Buenos días
Buenas tardes
¿Qué tal? 
bien / mal / regular
Yo soy...
Me llamo...
¡Adiós!
¡Hasta luego!
Hallo
Goedemorgen
Goedemiddag
Hoe gaat het?
goed/slecht/redelijk
Ik ben ...
Ik heet...
Dag!
Tot ziens!

Slide 38 - Slide

Stel jezelf voor en vraag je klasgenoot/klasgenote hoe hij/zij heet. 

Slide 39 - Slide

Is alles duidelijk?
Heb je een vraag over de les van vandaag?

Slide 40 - Slide

Deberes Huiswerk
¡¡¡No tenéis deberes!!!  
MAAR..herhaal alles van vandaag

Slide 41 - Slide

Ik weet wat ik nodig heb voor het vak 'Español' en wat ik voor de volgende les moet doen:
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Poll

La próxima clase
1. Neem de uitspraak door
2. Neem de regels van geslacht en getal door
3. Voca (let op! achter in je reader op blz 11):
 Vocabulario útil para la clase de español alleen blz. 11

Slide 43 - Slide

Situatie
Je bent uitgenodigd voor een casting en er wordt van je verwacht dat je jezelf voorstelt . Hoe pak je dit op ?
Kijk en luister naar het volgende filmpje.
Let op de vraagwoorden.

Slide 44 - Slide



Fragmento de video

 'el casting'
Bekijk het fragment en beantwoord de vragen

Slide 45 - Slide

0

Slide 46 - Video

Wat betekent de vraag:

¿De dónde eres?
A
Hoe heet je?
B
Hoe oud ben je?
C
Waar kom je vandaan?
D
Hoe gaat het?

Slide 47 - Quiz

Waar of niet waar?

Sonia geeft haar 'número de teléfono' aan Marcos.
A
waar
B
niet waar

Slide 48 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans...?

Ik heet...
A
Vivo en...
B
Me llamo...
C
Tengo...años.
D
Soy de...

Slide 49 - Quiz

De jongeren geven antwoord op de vraag
'¿Cuántos años tienes?'

Wat betekent deze vraag?
A
Hoe oud ben je?
B
Hoe gaat het met je?
C
Waar woon je?
D
Hoe heet je?

Slide 50 - Quiz

Aan de slag!!!
VAMOS A TRABAJAR en grupos de tres.

Slide 51 - Slide

Tarea   2 middel 
Aan de hand van een dobbelspel ga je oefenen met de vraagwoorden in het Spaans . Elke kleur vertegenwoordigt een vraagwoord. Door het gooien van de dobbelstenen kan je de vragen stellen en de antwoorden gebruiken voor het invullen van het identiteitkaartje van het persoon tegenover je.



-Jullie krijgen dobbelstenen met kleuren.
-Elke dobbelsteen staat voor een ander vraagwoord.
-Afhankelijk van de kleur, die je gooit, bedenk je  een vraag met het desbetreffende vraagwoord.
-Jullie wisselen elkaar af.
je moet elk 3 vragen hebben gesteld en beantwoord. 
timer
9:00

Slide 52 - Slide

  • Hoe =Cómo  = verde
  • Wie=Quién(quiénes) = naranja
  • Wanneer=Cuándo = blanco
  • Hoeveel=Cuánto(-s,-a,-as) = amarillo
  • Wat=Qué = azul
  • Waarom=Por qué = rojo

Slide 53 - Slide

Tussen evaluatie van de les/¿Qué tal la clase de hoy?


Lieve leerlingen, jullie hebben met elkaar de vraagwoorden in het Spaans herhaalt en leuke zinnetjes gemaakt om met elkaar in het Spaans kennis te kunnen maken. 
Hoe is het gegaan?
 

Slide 54 - Slide


Ik ken de vraagwoorden in het Spaans.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 55 - Poll