Lezen §1 en §2

Welkom!
Pak je leesboek niet.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk (controle!)
Herhalen paragraaf 1 en 2 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Pak je leesboek niet.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk (controle!)
Herhalen paragraaf 1 en 2 

Slide 1 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 3, 4 en 5 op bladzijde 44 en verder.

Controle! 

Slide 2 - Slide

Leesstrategieën
Leesstrategieën

Slide 3 - Slide

Pak je laptop
En ga naar LessonUp.

Daar herhalen we de stof van paragraaf 1 en 2. 

Slide 4 - Slide

Oriënterend  lezen

Het onderwerp en evt. het tekstdoel van de tekst bepalen

Slide 5 - Slide

Het onderwerp bepalen
Na het (oriënterend ) lezen kun je het onderwerp van de tekst bepalen
Het onderwerp is kort geformuleerd en is geen vraag of zin die begint met een vraagwoord.

Slide 6 - Slide

Precies lezen
Om te bepalen wat de hoofdgedachte van een tekst is, moet je de tekst precies lezen. Je leest de tekst dan nauwkeurig van het begin tot het eind.

Slide 7 - Slide

Wat is een leesstrategie?
A
Een manier van lezen.
B
Een manier van kijken
C
Een plan van aanpak.
D
Een aanpak.

Slide 8 - Quiz

Als ik een leesboek lees, gebruik ik de leesstrategie:
A
Zoekend lezen
B
Globaal lezen
C
Precies lezen
D
Oriënterend lezen

Slide 9 - Quiz

Na welke leesstrategie maak je eventueel een samenvatting?
A
Globaal lezen
B
Precies lezen
C
Zoekend lezen
D
Oriënterend lezen

Slide 10 - Quiz

Als ik iets opzoek in het woordenboek, gebruik ik de leesstrategie:
A
Oriënterend lezen
B
Precies lezen
C
Globaal lezen
D
Zoekend lezen

Slide 11 - Quiz

Met welke leesstrategie bepaal je de hoofdgedachte?
A
Precies lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Oriënterend lezen

Slide 12 - Quiz

Als ik iets opzoek op internet, gebruik ik de leesstrategie:
A
Oriënterend lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
precies lezen

Slide 13 - Quiz

Wat is het leesdoel van de leesstrategie ‘precies lezen'?
A
Je wilt weten met wat voor tekst je te maken hebt.
B
Je wilt de tekst begrijpen.
C
Je wilt de tekst onthouden.
D
Je hebt een vraag en die wil je snel beantwoorden.

Slide 14 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 15 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 16 - Slide

Fout geformuleerd

Het onderwerp is
Hoe ontstaat een bijensteek?


Waarom haal je lage cijfers?
Goed geformuleerd

Het onderwerp is
Het ontstaan van een bijensteek

Redenen voor lage cijfers

Slide 17 - Slide

Welke leesmanier gebruik je als je leest om het onderwerp van een tekst te bepalen?
A
nauwkeurig
B
oriënterend
C
zoekend

Slide 18 - Quiz

Even testen...
Een onderwerp schrijf je altijd op in slechts één woord..

A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak de oefentoets bij paragraaf 1 en/of 2 in Nieuw Nederlands online:

Slide 20 - Slide