This lesson contains 12 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Arbeiders strijden voor hun rechten
Slide 1 - Slide
Planning
Begrippen
Herhalen
Instructie
filmpje
werken
Slide 2 - Slide
Begrippen
Slide 3 - Slide
Herhaling
Beantwoord de volgende vragen individueel. na 7 min. gaan we de vragen bespreken.
Wat is liefdadigheid?
Wat is socialisme?
Wie was de oprichter van het socialisme?
Wat is het verschil tussen de twee vormen van socialisme?
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Industriële revolutie in Nederland
In de tweede helft van 19e eeuw moderniseert Nederland. (windmolens, stoommachines)
Zware grondstoffen, uit de koloniën, werden aangevoerd via haven van Rotterdam.
Aanleg van kanalen zorgden dat producten makkelijk konden worden geëxporteerd.
De leef- en woonomstandigheden voor arbeiders waren slecht.
Slide 5 - Slide
Liberalisme en kapitalisme
Alle rijke mensen met stemrecht stemden op de liberalen.
Volgens liberalen konden de handel en industrie beter groeien in vrijheid, dan was er meer winst. De overheid deed bijna niets tegen de arbeidsomstandigheden.
Liberalen waren voorstander van kapitalisme.
Slide 6 - Slide
Socialisme
Maar sommige mensen vonden het niet normaal dat arbeiders zo arm waren.
Rond 1850 komt het socialisme op: een beweging die wilde dat iedereen gelijk was in de samenleving.
Karl Marx is grondlegger van het socialisme. Hij schreef over een klassenstrijd en geloofde dat arbeiders de macht moesten grijpen door revolutie.
Slide 7 - Slide
Socialisme
De staat moest de opbrengsten en de winst van de industrie eerlijk verdelen over alle mensen.
Maar er waren ook mensen die niet in een revolutie geloofden. Zij wilden de slechte werk- en leefomstandigheden verbeteren door de invoering van nieuwe wetten. Deze groep noem je de sociaaldemocraten.