This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Nederlands
Verslag
Slide 1 - Slide
Wat beschrijf je in een verslag?
A
Achtergrond informatie over een bepaald onderwerp.
B
Je mening om anderen te overtuigen.
C
Een activiteit of gebeurtenis.
D
Een opsomming van een paar belangrijke punten.
Slide 2 - Quiz
Wat wil je weten over het verslag
Slide 3 - Mind map
Uit welke onderdelen bestaat een verslag?
Slide 4 - Open question
5w+h-vragen
Voor je begint met schrijven, denk je na over de inhoud van je verslag. Je kunt hiervoor gebruikmaken van de 5 W-vragen en 1 H-vraag: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Hierna worden deze vragen verder uitgewerkt.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
5w+h-vragen
Wie
Wat
Waar
Wanneer
Waarom
Hoe
(Waardoor)
Slide 7 - Slide
Zo schrijf je een verslag
Voor je verslag maak je een schrijfschema. In een schrijfschema schrijf je kort op wat je per deelonderwerp wilt gaan schrijven: je schrijft de informatie in kernwoorden op. Gebruik de antwoorden op bovenstaande vragen om het schrijfschema in te vullen.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Een verslag
Heeft vaste opbouw
Doel is informeren
Logische/chronologische volgorde
Interessant of leuk om te lezen (niet alle feiten hoeven erin te staan)
Geef antwoord op de 5W+H vragen
Slide 10 - Slide
Opbouw
Titelpagina
Voorwoord
Inhoudsopgave
Inleiding
Kern
Conclusie
Bronvermelding
Bijlagen
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Controle
Doorloop de checklist verslag (zie studiewijzer)
Check op spelling
Check op samenhang
Check doel en publiek
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Video
Ben je nu in staat om het verslag te schrijven? Wat heb je nog nodig?