3.4 atoommassa en molaire massa

3.4 atoommassa en molaire massa les 1
1. je kunt uitleggen wat de relatieve atoommassa inhoudt
2. je kunt de molaire massa van een stof berekenen
3. je kunt uitleggen wat de chemische hoeveelheid (de mol) voorstelt
4. Je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal mol zitten en omgekeerd
5. je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal gram zitten en omgekeerd
6. je kunt de relatieve atoommassa berekenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

3.4 atoommassa en molaire massa les 1
1. je kunt uitleggen wat de relatieve atoommassa inhoudt
2. je kunt de molaire massa van een stof berekenen
3. je kunt uitleggen wat de chemische hoeveelheid (de mol) voorstelt
4. Je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal mol zitten en omgekeerd
5. je kunt berekenen hoeveel deeltjes er in een aantal gram zitten en omgekeerd
6. je kunt de relatieve atoommassa berekenen

Slide 1 - Slide

deze les
opstart 5 min
terugblik 5 min
nieuwe stof 20 min
keuzewerktijd 10 min
afsluiting 5 min

Slide 2 - Slide

terugblik 3.1
deze paragraaf ging over het atoommodel, met de kern, elektronen, elektronenschillen, protonen en neutronen. ook over massagetal, atoomnummer en isotopen. 
wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Versleep de uitspraken. Waar of niet waar?
Waar
Niet waar
Het symbool van een proton is p
Het symbool van een elektron is e
Een elektron is neutraal geladen
Een neutron heeft massa
Een proton bevindt zich in de kern
In het atoommodel bevat de binnenste schil de meeste elektronen

Slide 4 - Drag question

 terugblik 3.2 
dit ging over de indeling van stoffen in moleculaire stoffen, metalen en zouten met hun eigenschappen.
wat weet je nog?

Slide 5 - Slide

Indeling van stoffen
Geef voor elke stof aan tot welke groep ze behoren door ze naar de juiste plek te slepen.
Metaal
Zout
Moleculaire stof
Kwik
C6H12O6
NaCl
NH3
CO2
ZnS
Zink
KI

Slide 6 - Drag question

terugblik 3.3
dit ging over de moleculaire stoffen, atoombinding, covalentie, vanderwaalsbinding en structuurformules.
wat weet je nog?

Slide 7 - Slide

Sterkste vanderwaalsbinding
Laagste kookpunt
Lastigst om de bindingen te breken

Slide 8 - Drag question

wat te doen
Neem voor jezelf nog eens 3.1 t/m 3.3 door wanneer je merkt dat deze stof er niet goed in zit. In week 22 heb je een toets over hoofdstuk 3 en 6.2 + 6.3 dan moet je alle leerdoelen beheersen. 

Slide 9 - Slide

Nieuwe stof (aantekening)
Atomen hebben massa. Deze worden weergegeven in de atomaire massaeenheid (u). 
1,0 u = 1,66.10-24 g

Slide 10 - Slide

atoommassa
Van veel atoomsoorten bestaan isotopen (paragraaf 1). Bijvoorbeeld het chlooratoom heeft massagetal 35, oftewel massa = 35 u, maar er is ook een deel (24,2%) waarbij de massa 37 u is. Voor de atoomsoorten waarvan isotopen bestaan wordt er gerekend met de relatieve atoommassa.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Molecuulmassa
de molecuulmassa van een molecuul reken je uit door de relatieve atoommassa's op te tellen. 
NaCl bijvoorbeeld:
Na = 22,99 u en Cl = 35.45 u
de molecuulmassa = 22,99 + 35,45 = 57,44 u

Slide 13 - Slide

mol en aantal deeltjes
Stoffen reageren met elkaar op deeltjesniveau (denk aan kloppend maken van reactievergelijkingen). Als je precies alle moleculen met elkaar wil laten reageren moe je precies weten hoeveel moleculen je afweegt, maar dit kan niet per stuk omdat dit zo'n kleine massa is. Hiervoor is de mol bedacht.  Mol is de eenheid van een chemische hoeveelheid. 1 mol staat voor 6,02.1023 deeltjes. Dit getal heet het getal van avogadro NA

Slide 14 - Slide

formules (aantekening)
N = n . N of n = N:NA
N = het aantal deeltjes
n = de chemische hoeveelheid (mol)
NA = het getal van avogadro: 6,02.1023

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

keuzwerktijd (10 min)
- bekijk het filmpje over de mol
- maak een samenvatting van 3.4 tot blz 151
- lees 3.4 nog een keer goed door
- bekijk voorbeeldopdrachten 1 en 2
- ga bezig met de doelen van 3.1 t/m 3.3
Loop je vast? vraag een klasgenoot, vraag je docent, vraag chatgpt of maak een andere keuze.
Ben je klaar, lees vast de rest van 3.4 door

Slide 17 - Slide

afsluiting
- relatieve atoommassa en molecuulmassa
- mol
- getal van avogadro 
volgende week rekenvaardigheden 3 (0x), rekenvaardigheden 1 en 2 + 3.4

Slide 18 - Slide

Wat bepaald de atoommassa?
A
Het aantal protonen
B
Het aantal neutronen
C
Het aantal protonen + elektronen
D
Het aantal neutronen + protonen

Slide 19 - Quiz

Wat is de molecuulmassa van CO2?
Atoommassa C = 12,0 u
Atoommassa O = 16,0 u
A
28,0 u
B
40,0 u
C
44,0 u
D
56,0 u

Slide 20 - Quiz