This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
§3.4 Verandering in de gelaagdheid
Slide 1 - Slide
Herinnering
Pak je schrift
Wat hebben we vorige les besproken?
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Je kan uitleggen:
Hoe de gelaagdheid in de industriële samenleving veranderde
Hoe de sociale mobiliteit verbeterde
Slide 3 - Slide
Europa rond 1800:
Zet de bevolkingsgroepen op de juiste plek in de sociale piramide
Arme boeren, landarbeiders & stedelijke arbeiders
Kooplieden, fabrikanten & edelen
Ambachtslieden, winkeliers & kleine boeren
Slide 4 - Drag question
Veranderende gelaagdheid
Bovenste laag
Steeds meer fabrieken betekent steeds meer (rijke) fabriekseigenaren. Zij werden de belangrijkste groep in de bovenlaag.
Middenlaag
Fabrikanten konden niet meer alles zelf (administratie en toezicht houden), dus hier huurden ze mensen voor in. Deze assistenten kregen meer betaald dan de gewone arbeiders. Ook werkten meer mensen in de dienstensector waarbij ze diensten voor andere mensen verlenen.
Onderste laag
Door de opkomst van de industrie werken steeds meer mensen in de fabrieken. Door verbeteringen (automatisering) in de landbouw is daar minder werk en gaan veel boeren in de stad werken.
Slide 5 - Slide
Hoort het beroep bij de dienstensector of niet?
Wel dienstensector
Geen dienstensector
Slide 6 - Drag question
Filmpje
De sociale ladder
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
Sociale mobiliteit
In de industriële samenleving komen er veel nieuwe beroepen
Het is niet altijd duidelijk waar elk beroep "hoort" (rangorde)
Mensen konden hierdoor makkelijker in een andere laag komen
Deels ook omdat meer gekeken werd naar prestaties
De plek van iemand in de samenleving en hoe veel deze kan veranderen (hoe mobiel deze is)
Slide 9 - Slide
Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op (of bedenk 4 vragen over) wat we deze les besproken hebben