Voltooid deelwoord en tegenwoordig deelwoord ook bijv gebr 4.9

spelling vd & td

- voltooid deelwoord
- tegenwoordig (of onvoltooid) deelwoord
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

spelling vd & td

- voltooid deelwoord
- tegenwoordig (of onvoltooid) deelwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Uitleg
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord van klankvaste werkwoorden eindigt vaak op een t-klank. Maar hoe weet je of je een t of d moet schrijven?

Zet het werkwoord eerst in de verleden tijd.
Hoor je een d? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een d.
Hoor je een t? Dan schrijf je het voltooid deelwoord ook met een t.

Slide 3 - Slide

Voltooid deelwoorden van JUICHEN

Slide 4 - Open question

Voltooid deelwoord van BETALEN

Slide 5 - Open question

Voltooid deelwoord van REIZEN

Slide 6 - Open question

tegenwoordig deelwoord

Slide 7 - Slide

Instructie
Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit hele werkwoord + D

Het tegenwoordig deelwoord geeft aan hoe iemand iets doet

Het tegenwoordig deelwoord zegt altijd iets over de persoonsvorm



Slide 8 - Slide

etend
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

gekust
A
tegenwoordig deelwoord
B
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Is een tegenwoordig deelwoord een werkwoord?

A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Kies het tegenwoordig deelwoord van: dragen
A
draag
B
dragen
C
dragend

Slide 12 - Quiz

Hoe vorm je het tegenwoordig deelwoord?
A
persoonsvorm + d
B
infinitief + d
C
voltooid deelwoord + d
D
werkwoordelijk gezegde + d

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk onvoltooid deelwoord
Brandend zonk het nieuwe schip. Het brandende schip.

Fluitend liep de man weg. De fluitende man.
Het vliegtuig landde veilig. Het gelande vliegtuig.
Hij verlootte de cadeaus. De verlote cadeaus.
Het deeg wordt gekneed. Het geknede deeg.

Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk voltooid deelwoord
De aardappelen zijn aangebrand (deelwoord). 
De aangebrande aardappelen (bijvoeglijk voltooid deelwoord)
Het zakgeld is beloofd (deelwoord).
Het beloofde zakgeld. (bijvoeglijk voltooid deelwoord)
De wielrenner is gestopt (deelwoord).
De gestopte wielrenner. (bijvoeglijk voltooid deelwoord)

Slide 15 - Slide

Bijvoeglijk voltooid deelwoord
Als een voltooid deelwoord bijvoeglijk wordt gebruikt, wordt het verbogen als een gewoon bijvoeglijk naamwoord.
Het voltooid deelwoord staat dan voor een zelfstandig naamwoord. Het zegt dus iets meer van een zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen of planten).

Slide 16 - Slide

Bijvoeglijk onvoltooid deelwoord
Ook het tegenwoordig deelwoord (onvoltooid deelwoord) kan als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt als je het deelwoord verlengt met een extra e

Slide 17 - Slide