This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Textiel
Alles wat gemaakt wordt door breien, weven of persen van vezels noemen we textiel.
Textiel noemen we ook wel: geweven stof.
Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar ook om onder te liggen zoals je dekbed.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Natuurlijke grondstoffen zijn grondstoffen die in de natuur worden aangetroffen. Wat is een natuurlijke grondstof?
A
polyester
B
viscose
C
katoen
D
acetaat
Slide 4 - Quiz
Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen
Polyamide
Slide 5 - Drag question
Op een samenstellingsetiket staat...
A
Hoe je het moet wassen
B
Van welke stof het product gemaakt is.
C
Welke kleuren erin zitten
D
Waar het gemaakt is
Slide 6 - Quiz
Wat is een behandelingsetiket?
Slide 7 - Open question
Is dit een samenstellingsetiket of behandelingsetiket?
A
Samenstellingsetiket
B
Behandelingsetiket
Slide 8 - Quiz
Wassymbolen
Slide 9 - Slide
Wat is een wassymbool
A
Een bal die meedraait in de wasmachine als je een dekbed wast
B
Een plaatje dat aangeeft hoe je het textiel moet verzorgen
C
Een tablet wasmiddel die je in de trommel kan gooien
D
Een wasmiddel dat vlekken gemakkelijk verwijdert
Slide 10 - Quiz
Dit wassymbool betekent
A
Niet drogen
B
Niet strijken
C
Niet bleken
D
Niet wassen
Slide 11 - Quiz
Staat dit op het etiket, dan ....
A
mag je het op 40 graden of warmer wassen
B
dan weet je dat je een antikreukprogramma moet kiezen
C
dan mag je het zeker niet boven 40 graden wassen
D
dan moet je het liggend drogen
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Video
Waar moet je op letten bij het sorteren van de was, voordat het de machine in gaat?
Slide 14 - Open question
Wat is waterhardheid ?
A
hoe hard het water is
B
hoe schoon het water is
C
hoeveel kalk in het water zit
D
hoeveel afvalstoffen er in het water zitten
Slide 15 - Quiz
Bij het wassen van wasgoed moet je rekening houden met de waterhardheid. welke opmerking over hard water is juist?
A
Met hard water wordt het wasgoed schoner
B
Bij hard water heb je meer wasmiddel nodig
C
Bij hard water heb je minder water nodig
D
Hard water bevat een kleine hoeveelheid kalk
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
Wat is de juiste dosering bij een hoge waterhardheid en een normale bevuilingsgraad?
A
100 ml.
B
155 ml.
C
170 ml.
D
240 ml
Slide 18 - Quiz
Hoeveel wasmiddel je gebruikt (dosering), is vooral afhankelijk van
A
De vuilgraad en de hardheid van het water
B
De kleur van het wasgoed en de vuilgraad
C
Het merk wasmachine en de hardheid van het water
D
De hardheid en de temperatuur van het water
Slide 19 - Quiz
Hieronder staan enkele stappen die je moet uitvoeren om was te sorteren. Welke is de juiste volgorde?
1. Verdeel het wasgoed in vier groepen: witte was, bonte was, fijne was en wollen was. 2. Controleer het wasgoed: haal zakken leeg, stroop mouwen af en haal sokken uit elkaar. 3. Stop een was stapel in de wasmachine en kies het juiste programma 4. Maak was stapels door ieder stuk wasgoed te beoordelen (bijvoorbeeld temperatuur, kleur, vuilgraad).
A
1,2,3,4
B
2,1,4,3
C
4,1,2,3
D
2,4,1,3
Slide 20 - Quiz
Hoe kan je was sorteren?
A
op kleur
B
op vuilgraad
C
op grondstof of materiaal
D
temperatuur
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Noem 2 voordelen en 2 nadelen van het gebruik van wasverzachter