Spelling H4, H5, H6: Herhaling

Welkom 2F!
Pak je leesboek er vast bij.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2F!
Pak je leesboek er vast bij.

Slide 1 - Slide

Deze les...
- Stil lezen
- Doelen doornemen
- Herhaling Spelling H4, H5 en H6
- Eventueel Kahoot en/of verhaal af schrijven

Slide 2 - Slide

Stil lezen
Pak je boek
en ga
lekker lezen.

Slide 3 - Slide

Lesdoelen 
- Ik weet wanneer ik welke tussenletters moet gebruiken.
- Ik kan hoofdletters en aanhalingstekens correct gebruiken.
- Ik weet wanneer ik woorden aan elkaar of los moet schrijven.
- Ik kan de moeilijke woorden uit Spelling H4, H5 en H6 correct
   schrijven.
- Ik kan werkwoorden correct spellen. (Kahoot!)

Slide 4 - Slide

H4: Tussenletters
Maak samenstellingen van de volgende woorden.


Slide 5 - Slide

groente + soep

Slide 6 - Open question

stad + centrum

Slide 7 - Open question

zon + steek

Slide 8 - Open question

paard + bloem

Slide 9 - Open question

blind + darm

Slide 10 - Open question

station + chef

Slide 11 - Open question

Vragen?
Wat wil je nog weten over het gebruik van tussenletters in samenstellingen?

Slide 12 - Slide

H5: Hoofdletters en aanhalingstekens
Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?

Slide 13 - Slide

Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
A
Hij zei, 'Vanavond ga ik vroeg naar bed.'
B
Hij zei: 'vanavond ga ik vroeg naar bed.'
C
Hij zei, 'vanavond ga ik vroeg naar bed.'
D
Hij zei: 'Vanavond ga ik vroeg naar bed.'

Slide 14 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
A
'Heb jij de Belgische bonbons opgegeten?' vroeg Rianne.
B
'Heb jij de belgische bonbons opgegeten?' vroeg Rianne.
C
'Heb jij de Belgische bonbons opgegeten?': vroeg Rianne.
D
'Heb jij de belgische bonbons opgegeten?': vroeg Rianne.

Slide 15 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
A
Meneer de Wolff raadt ons aan 'Spijt!' van Carry Slee te lezen.
B
Meneer De Wolff raadt ons aan 'Spijt!' van Carry Slee te lezen.
C
Meneer de Wolff raadt ons aan Spijt! van Carry Slee te lezen.
D
Meneer De Wolff raadt ons aan Spijt van Carry Slee te lezen.

Slide 16 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
A
'Jim, jij past vanavond op Sanna,' kondigde moeder aan.
B
'Jim jij past vanavond op Sanna,': kondigde moeder aan.
C
'Jim, jij past vanavond op Sanna,': kondigde moeder aan.
D
'Jim jij past vanavond op Sanna,': kondigde moeder aan.

Slide 17 - Quiz

Waar staan de hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
A
In de herfst gaan we een weekend naar een huisje in noord-Brabant.
B
In de Herfst gaan we een weekend naar een huisje in noord-Brabant.
C
In de herfst gaan we een weekend naar een huisje in Noord-Brabant.
D
In de Herfst gaan we een weekend naar een huisje in Noord-Brabant.

Slide 18 - Quiz

Vragen?
Welke vragen heb je nog over het gebruik van hoofdletters en leestekens?

Slide 19 - Slide

H6: Los of aan elkaar?
Kies de juiste spelling.

Slide 20 - Slide

Kies de juiste spelling.
A
lange broek
B
langebroek

Slide 21 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
wereld godsdienst
B
wereldgodsdienst

Slide 22 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
blinde darm ontsteking
B
blindedarm ontsteking
C
blinde darmontsteking
D
blindedarmontsteking

Slide 23 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
hand geschept papier
B
handgeschept papier
C
hand gescheptpapier
D
handgescheptpapier

Slide 24 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
open lucht recreatie
B
openlucht recreatie
C
open luchtrecreatie
D
openluchtrecreatie

Slide 25 - Quiz

Vragen?
Welke vragen heb je over het aan elkaar of los schrijven van woorden?

Slide 26 - Slide

Moeilijke woorden H4, H5, H6
Kies steeds de juiste spelling.

Slide 27 - Slide

Kies de juiste spelling.
A
consecuent
B
consequent
C
consecuent
D
consequênt

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
symtomen
B
symptomen
C
simtomen
D
simptomen

Slide 29 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
recycling
B
recicling
C
recykling
D
recickling

Slide 30 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
enquête
B
enquete

Slide 31 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
modebrance
B
modebrache
C
modebrance
D
modebranche

Slide 32 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
vlijtig
B
vleitig

Slide 33 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
aspect
B
asspect
C
aspekt
D
asspekt

Slide 34 - Quiz

Kies de juiste spelling.
A
adrenalynekik
B
adrenalynekick
C
adrenalinekik
D
adrenalinekick

Slide 35 - Quiz

Vragen?
Welke vragen heb je over de moeilijke woorden?

Slide 36 - Slide

Werkwoordspelling
Hebben we tijd over? 
Doe dan mee aan de Kahoot!

óf 

Maak je korte verhaal af (10 woorden).
Vandaag inleveren!

Slide 37 - Slide