Voorbereiding week van het geld (quiz 2021)

Wat moet je eerst doen als je bankkaart gestolen wordt?
A
De politie bellen
B
Je beste vriend bellen
C
Niets doen en wachten tot iemand je bankkaart vindt
D
Card Stop bellen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wat moet je eerst doen als je bankkaart gestolen wordt?
A
De politie bellen
B
Je beste vriend bellen
C
Niets doen en wachten tot iemand je bankkaart vindt
D
Card Stop bellen

Slide 1 - Quiz

Wat is een zichtrekening? Een rekening om ...
A
betalingen mee te doen
B
Geld te sparen
C
Geld te beleggen

Slide 2 - Quiz

Wat is de munteenheid van het Verenigd Koninkrijk?
A
De euro
B
Het pond
C
De dollar
D
De Yen

Slide 3 - Quiz

Wat is phishing?
A
Bankgegevens stelen
B
Een grote overschrijving doen
C
Geld uit een fontein vissen
D
Je bankkaart uitlenen

Slide 4 - Quiz

Wat staat er niet op je debetkaart?
A
Chipkaart
B
Je naam
C
Naam van je bank
D
Je geboortedatum

Slide 5 - Quiz

Juist of fout: Met je bankkaart kan je zoveel geld afhalen als je wil...
A
Juist
B
Fout

Slide 6 - Quiz

De prijs van een product zonder btw is 60 euro. Wat is prijs van een product incl. btw van 6 %?
A
66 euro
B
3,60 euro
C
63,60 euro
D
60 euro

Slide 7 - Quiz

Als de prijs van een product van 50 euro naar 40 euro daalt, is dat een prijsdaling van
A
10%
B
20%
C
25%
D
30%

Slide 8 - Quiz

In een serie zie je meerdere keren hetzelfde automerk duidelijk in beeld. Dit is:
A
product placement
B
koppelverkoop
C
merchandising

Slide 9 - Quiz

Wat hoort bij freemium games?
A
gratis games
B
gratis games met betalende opties
C
betalende games
D
gratis premium games

Slide 10 - Quiz

Uit onderstaande lijst, wat is de grootste uitgave in het budget van een gemiddeld gezin?
A
Ontspanning
B
Voeding
C
Kledij
D
Vervoer

Slide 11 - Quiz

Wat is een budget?
A
een overzicht van al je uitgaven en inkomsten
B
Al je uitgaven
C
Al het geld dat je ontvangt

Slide 12 - Quiz

Je budget in evenwicht houden wilt zeggen dat:
A
je inkomsten groter zijn dan je uitgaven
B
je je inkomsten moet verhogen
C
je uitgaven je inkomsten niet overstijgen

Slide 13 - Quiz

Ik heb € 100 op een spaarrekening met een intrest van 1%. Binnen 5 jaar staat er op mijn rekening:
A
€ 105
B
meer dan € 105
C
minder dan € 105

Slide 14 - Quiz

Ik heb 20 euro in mijn spaarpot. Binnen 2 jaar kan ik met 20 euro...
A
minder kopen dan nu
B
meer kopen dan nu
C
evenveel kopen als nu
D
helemaal niets kopen

Slide 15 - Quiz

Als mijn spaargeld gedurende 12 maanden op mijn spaarrekening blijft staan krijg ik de basisintrest en:
A
de getrouwheidspremie
B
de ‘blijf’ premie
C
de 12 maanden premie

Slide 16 - Quiz

Wanneer ik geld op mijn spaarrekening zet staat dit:
A
vast voor 12 maanden
B
ter beschikking wanneer ik het nodig heb
C
enkel ter beschikking op woensdagen

Slide 17 - Quiz

Vul de slogan aan: Let op, geld lenen...
A
kost ook geld
B
is geld uitgeven
C
kan veel opbrengen

Slide 18 - Quiz

Ik heb geld geleend bij een vriend die me niet wilt terugbetalen. Ik heb geen enkel bewijs van deze lening. Hoe zorg ik voor de terugbetaling?
A
Ik probeer een oplossing te vinden met hem
B
Ik dien een klacht in bij de politie
C
Ik neem een goede advocaat onder de arm

Slide 19 - Quiz

Wat hoort bij een lening?
A
Belasting op de toegevoegde waarde (btw)
B
Jaarlijkse kostpercentage (JKP)
C
Getrouwheidspremie

Slide 20 - Quiz