thema 3 stofwisseling

1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Noteer in eigen woorden wat het woord "stofwisseling" betekend

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Organisch of anorganisch
A
Organisch
B
Anorganisch

Slide 5 - Quiz

Is dit een organische
of anorganische stof?
A
Organische
B
Anorganisch

Slide 6 - Quiz

Organisch of anorganisch?
Eiwit
A
Organisch
B
anorganisch

Slide 7 - Quiz

Organisch of anorganisch?
ATP (gebruik je BINAS als je de stof niet kent)
A
Organisch
B
anorganisch

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Assimilatie is...
A
Opbouw
B
Afbraak

Slide 11 - Quiz

Assimilatie is...
A
opbouwen van eiwitten uit aminozuren
B
opbouwen van glycogeen uit glucose
C
opbouwen van vetten uit glycerol en 3 vetzuren
D
antwoorden A, B, en C zijn allemaal goed.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Rijk
Voedsel
Stof
Groep
Plant
CO2 + H2O
Anorganisch
Dier
Plantaardig / dierlijk
Organisch
Bacteriën
Plantaardig/dierlijk
Organisch
Schimmels
Plantaardig/dierlijk
Organisch
Heterotroof
Autotroof

Slide 14 - Drag question

Slide 15 - Slide

wat is ATP?
A
een enzym dat betrokken is bij de aerobe dissimilatie
B
een receptor die de cel aanzet tot de verbranding van meer glucose
C
een chemische energiedrager voor de meeste processen in de cel

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hoe werken enzymen? Zet in de juiste volgorde.
enzym knipt voedingsstof in tweeën
enzym bindt aan voedingsstof
enzym laat los
voedingsstof is (deels) afgebroken

Slide 20 - Drag question

Substraat
Product
Enzym
Enzym-substraat complex

Slide 21 - Drag question


Amylase
Peptidase
Lipase
Enzymen die zetmeel (amylose) afbreken
Enzymen die eiwitten (peptide)  afbreken
Enzymen die vetten (lipiden) afbreken

Slide 22 - Drag question

Beschrijf in eigenwoorden wat katalyseren is

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Zal een reactie met een hoge activeringsenergie makkelijker of moeilijker verlopen dan een reactie met een lage activeringsenergie?
A
Makkelijker
B
Moeilijker
C
Even goed

Slide 27 - Quiz

Wat doet een katalysator met de activeringsenergie?
A
Verhoogt
B
Verlaagt
C
Blijft gelijk
D
Negeert hem

Slide 28 - Quiz

I: Een katalysator verhoogt de activeringsenergie en wordt verbruikt
II: Een katalysator verlaagt de activeringsenergie en kan hergebruikt worden
A
I is juist
B
II is juist
C
I en II zijn juist
D
I en II zijn onjuist

Slide 29 - Quiz

Wat vonden jullie van de uitleg via lessonUP?

Slide 30 - Open question