les 4: opzet leerdoel

Vandaag
Lezen +/- 20 min.
Terugblik +/- 5 min.
Opdracht brief aan de coach +/- 30 min.
Opdracht +/- 30 min.
Zelfstandig werken +/- 25 min.

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Vandaag
Lezen +/- 20 min.
Terugblik +/- 5 min.
Opdracht brief aan de coach +/- 30 min.
Opdracht +/- 30 min.
Zelfstandig werken +/- 25 min.

Slide 1 - Slide

Lezen
timer
20:00

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
De student kan aan het einde van de les: 
1. Aangeven welke onderdelen hij/zij lastig vindt aan de Nederlandse taal.
2. zijn/haar eigen gemaakte fouten herkennen in een tekst en deze aanpassen.
 


Slide 3 - Slide

Terugblik

Slide 4 - Slide

Brief aan de coach
  • Ga naar It's Learning -> bekijk de feedback -> zoek de fout en verbeter de tekst. 
  • Groen gemarkeerd= foutloos (met hier en daar een uitzondering)
  • Geel = spellingsfout
  • Blauw = interpunctiefout
  • Stel vervolgens vast waar je vrijwel geen fouten in maakt.

Hoe pak je dit aan?
timer
25:00
Kijk op de planner van It's Learning: les interpunctie of les werkwoordspelling.

Slide 5 - Slide

Mail naar jouw coach
Stuur de brief naar jouw coach:
1. Aanhef,
2. reden waarom je een mail stuurt,
3. Wat er in de bijlage staat,
4. Afsluiting.

Slide 6 - Slide

Waar maak jij de meeste- én de minste fouten mee?
  1. Interpunctie
  2. Spelling (werkwoorden - persoonsvorm - voltooid deelwoord)
  3. Hoofdletters 
  4. Verwijswoorden - signaalwoorden

Slide 7 - Slide

Opdracht
Denken - delen - uitwisselen
1. Zoek de regels op,
2. Schrijf op wat je lastig vindt en/of niet goed begrijpt aan de regels,
3. Werk het uit - verzin een systeem om het te onthouden - maak een oefening - pas de regels toe op een door jouw geschreven tekst (de brief bijvoorbeeld),
4. Zoek een tekst op -> kopieer deze naar Word -> pas de tekst aan zodat er vijf fouten in komen te staan.


timer
20:00

Slide 8 - Slide

Opdracht: vervolg in groepen
1. Interpunctie        2. Spelling (Werkwoorden - persoonsvorm - voltooid deelwoord) 
3. Hoofdletters      4. Verwijswoorden - signaalwoorden

1. Ga met je groep bij elkaar zitten,
2. Deel je oefeningen en antwoorden met elkaar en vul je eigen blad aan waar nodig,
3. Schrijf op wat nog niet helemaal duidelijk is.
4. Wissel elkaars teksten met toegevoegde fouten uit. 
5. Nabespreking
timer
20:00

Slide 9 - Slide

Zelfstandig- of in groepen werken
Opties:
  1. Extra begeleiding Nederlands - ondersteuning bij schrijven
  2. Werken aan leerwerkkaarten, van plan, Vrije ruimte

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
De student kan aan het einde van de les: 
1. Aangeven welke onderdelen hij/zij lastig vindt aan de Nederlandse taal.
2. zijn/haar eigen gemaakte fouten herkennen in een tekst en deze aanpassen.


Slide 11 - Slide

Spel: In groepen van 4 - 5 personen
Doel: vind met je groep een systeem om kloppende zinnen te maken zonder elkaars woorden te zien.

Hoe: je schrijft een woord op, vouwt het papier om en geeft dan het papiertje door aan de diegene links van je. Vervolgens schrijft die persoon weer een woord op totdat je een volledige zin hebt.

timer
30:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

2. Globaal lezen
Globaal lezen doe je alleen als je snel de belangrijke informatie uit de tekst wilt halen. Dit doe je als volgt:
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin;
  • Bepaal wat je al weet over het onderwerp.
  • Bepaal welke tekststructuur je herkent en wat het tekstdoel is.


Slide 14 - Slide

Teksstructuur
 Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur. Deze vaste structuur in een tekst noem je tekststructuur. Als je de tekststructuur herkent, begrijp je de tekst beter als je hem nauwkeurig gaat lezen. Vaak krijg je in de inleiding van een tekst aanwijzingen voor de tekststructuur.

Slide 15 - Slide

Zoek in je boek op welke soorten tekststructuren er zijn

Slide 16 - Slide

Tekststructuren 
  • Probleem – oplossing (doel-middel)
  • Standpunt-argument
  • Beschrijving (toelichtend)
  • Verklaring (redengevend)
  • Voor- en nadelen (tegenstellend)
  • Chronologisch
  • Concluderend
  • Voorwaardelijk
  • Oorzaak - Gevolg

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden
Bekijk de video en voer onderstaande opdracht uit.

Ga voor de volgende tekststructuren op zoek naar signaalwoorden:
  1. Probleem – oplossing (doel-middel)
  2. Standpunt-argument
  3. Beschrijving (toelichtend)
  4. Verklaring (redengevend)
  5. Voor- en nadelen (tegenstellend)



timer
10:00

Slide 18 - Slide

Welke signaalwoorden passen erbij?

Probleem – oplossing (doel-middel)
Standpunt-argument
Beschrijving (toelichtend)
Verklaring (redengevend)
Voor- en nadelen (tegenstellend)

Slide 19 - Slide

Opdracht: in tweetallen

Wat doe je: Zoek een artikel waarbij een van de in de vorige dia genoemde tekststructuren terug komt. Bewaar de link naar het artikel.
Waar je kan zoeken: gelderlander.nl - parool.nl - nos.nl - metronieuws.nl
Eerder klaar? Zoek voor iedere tekststructuur een artikel

timer
10:00

Slide 20 - Slide

In tweetallen
1. Bedenk en schrijf 5 examenvragen uit bij het gezochte artikel/nieuwsbericht.
2. Markeer het goede antwoord.
3. Lever het document met het artikel/nieuwsbericht en de vragen in op It's Learning (planner: les 3)

Eerder klaar? Lees het gedeelte van luistervaardigheid door.
timer
20:00

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken

opdracht 4 t/m 9 uit het boek

Slide 22 - Slide

Lesdoelen
De student kan aan het einde van de les: 
  • tekstructuren benoemen en herkennen in een tekst.
  • aan de hand van signaalwoorden een tekststructuur herkennen.

Slide 23 - Slide

3. Intensief lezen
Wat staat er nou precies?
Begrijp je de tekst helemaal?

Met "intensief" lezen, bedoelen we dat je je nu gaat concentreren op de details van de tekst. Je zorgt dat je alles wat er staat, begrijpt.

Slide 24 - Slide