Vier dimensies:
1. Onvoldoende sociale participatie: cliënten nemen niet deel aan activiteiten die binnen de maatschappij mogelijk zijn. Er is een gebrek aan betekenisvolle sociale contacten.
2. Materiële deprivatie: als de cliënt zijn financiële situatie vergelijkt met de geldende maatschappelijke standaard, ervaart hij financiële tekorten. Door geldgebrek kunnen activiteiten niet worden uitgevoerd en is er geen geld voor essentiële zaken, zoals nieuwe kleding, of deelnemen aan een sport.
3. Onvoldoende toegang tot sociale grondrechten: de cliënt leeft in een onveilige en onprettige buurt waar weinig te beleven valt. Er is veel overlast. Ook is er vaak onvoldoende toegang tot zorg en instanties.
4. Onvoldoende normatieve integratie: de cliënt leeft niet de algemene waarden en normen na die in de samenleving heersen. Denk aan spijbelen (jongeren), diefstal, vernielingen, fysiek geweld.