Thema 12 Vriendschap Introductie opdracht 1 en 2

Disk thema "vriendschap"
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Disk thema "vriendschap"

Slide 1 - Slide

Introductie en doel van de les 
vriendschap

Dit hoofdstuk gaat over vriendschap.

Aan het eind van de les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.

Slide 2 - Slide

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes

Slide 3 - Slide

vriendschap

Slide 4 - Mind map

de wond
een stukje van de huid dat kapot of beschadigd is

Er komt bloed uit de wond.
Ik plak een pleister op de wond.

Slide 5 - Slide

de pleister
Een stukje stof dat je op een wond kunt plakken

De jongen was op zijn knie gevallen. Zijn vader plakte een pleister op de wond.

Slide 6 - Slide

het lichaam
het lijf / alle botten, organen, spieren waaruit een mens bestaat
Toen ik met de fiets was gevallen, had ik pijn in mijn hele lichaam.

Slide 7 - Slide

gebroken
niet meer heel / kapot

Ik kan het gebroken bord niet meer plakken.

Slide 8 - Slide

de zieke
iemand die ziek is

De zieke had 40 graden koorts en moest in bed blijven.

Slide 9 - Slide

de zieke
de wond
de 
pleister
het lichaam
gebroken

Slide 10 - Drag question

Maak een zin met
"(de) wond"

Slide 11 - Open question

Wat hoort NIET bij
"het lichaam"?
A
de rug
B
de schouder
C
de handschoen
D
het been

Slide 12 - Quiz

Maak een zin met
"gebroken"

Slide 13 - Open question

Wat hoort NIET bij
"de pleister"?
A
de docent
B
plakken
C
de wond
D
bloed

Slide 14 - Quiz

Maak een zin met
"(de) zieke"

Slide 15 - Open question

de sjaal
een stuk stof dat je om je hals doet

Het is koud buiten, dus doe ik een sjaal om.

Slide 16 - Slide

de handschoen
kledingstuk voor je hand

In de winter draag ik buiten altijd handschoenen.

Slide 17 - Slide

de jas


 

kledingstuk dat je over je andere kleren draagt als je naar buiten gaat

In de zomer draag ik nooit een jas, maar in de winter wel.

Slide 18 - Slide

boos

 

kwaad / in een slechte stemming

Ik ben boos op mijn broer, want hij heeft mijn fiets kapot gemaakt.

Slide 19 - Slide

de zon

 

hemellichaam dat licht en warmte geeft

De aarde draait om de zon.

Het is mooi weer, want de zon schijnt.

Slide 20 - Slide

de zon
de jas
de handschoen
boos
de sjaal

Slide 21 - Drag question

Maak een zin met
"(de) handschoen".

Slide 22 - Open question

Wat hoort NIET bij
"de sjaal"?
A
de winter
B
het lichaam
C
koud
D
de hals

Slide 23 - Quiz

Maak een zin met
"boos".

Slide 24 - Open question

Wat hoort NIET bij
"de zon"?
A
de handschoen
B
de maan
C
schijnen
D
de zomer

Slide 25 - Quiz

Maak een zin met
"(de) jas".

Slide 26 - Open question

Maak oefening 1 op 
bladzijde 92 en 93 
van je boek.

Werk samen!!!

Ben je klaar? Maak 
dan oefening 6 en 7
op bladzijde 96 en 97.

Slide 27 - Slide

het geheim
wat anderen niet mogen weten

Zij vertelde het geheim alleen aan haar beste vriendin.

Slide 28 - Slide

kussen

 

zoenen / iemand een kus geven

Als mijn vader gaat werken, kust hij mijn moeder op haar wang.

Slide 29 - Slide

iemand


 

een persoon, maar je weet niet precies wie of je wil het niet zeggen.

Er heeft iemand voor je gebeld.

Ik ga vanavond met iemand uit.

Slide 30 - Slide

volledig
helemaal / totaal / compleet

Jouw verhaal is niet volledig, maar ik wil alles weten.
 
Het meisje was volledig verrast toen haar vriend het uitmaakte.

Slide 31 - Slide

lief
aardig / vriendelijk

De kinderen hebben fijn samen gespeeld en waren erg lief vandaag.
Ik heb een lieve moeder. Zij doet alles voor mij.

Slide 32 - Slide

aardig
vriendelijk
helemaal
totaal
zoenen
een
persoon
wat 
niemand 
weet
volledig
het geheim
lief
iemand
kussen

Slide 33 - Drag question

Maak een zin met
"iemand".

Slide 34 - Open question

Wat betekent NIET "volledig"?
A
helemaal
B
alles
C
totaal
D
leeg

Slide 35 - Quiz

Maak een zin met
"kussen".

Slide 36 - Open question

Welk werkwoord hoort NIET bij
"het geheim"?
A
zwijgen
B
vertellen
C
meedoen
D
bewaren

Slide 37 - Quiz

Maak een zin met
"lief".

Slide 38 - Open question

doordat


 

een woord dat zegt waarom iets gebeurt / door die reden

Doordat het glad was, gebeurden er veel ongelukken.

D O O R D A T

Slide 39 - Slide

de bezigheid
de activiteit / wat je doet

Gamen is zijn belangrijkste bezigheid.

Slide 40 - Slide

oneens


 

waar je niet hetzelfde over denkt

We zijn het oneens over die oplossing.

Slide 41 - Slide

de kritiek


 

het noemen van fouten

De docent had kritiek op de leerling, omdat hij zijn huiswerk niet had gemaakt.

Slide 42 - Slide

kletsen


 

1 gezellig praten / babbelen
2 onzin praten
1 Ik heb wel een half uur via de telefoon met haar zitten kletsen.
2 Het klopt niet wat jij zegt. Je kletst maar wat.

Slide 43 - Slide

wat
je
doet
gezellig
praten
waar je
niet
hetzelfde
over denkt
het
noemen
van
fouten
door die
reden
oneens
de 
kritiek
de 
bezigheid
doordat
kletsen

Slide 44 - Drag question

Maak een zin met
"kletsen".

Slide 45 - Open question

Wat hoort NIET bij "kritiek"?
A
fouten
B
zeggen wat je vindt
C
kletsen
D
beoordelen

Slide 46 - Quiz

"Oneens" betekent "niet eens met iets of iemand. Noem minstens drie woorden met "on".

Slide 47 - Open question

Wat is GEEN bezigheid?
A
voetballen
B
huiswerk maken
C
koken
D
uitrusten

Slide 48 - Quiz

Maak oefening 2 op   
bladzijde 93 van je  
boek.

Werk samen!!!

Ben je klaar? Maak 
dan oefening 6 en 7
op bladzijde 96 en 97.

Slide 49 - Slide