HERHALING THEMA 4 - BLOEDSOMLOOP

HERHALING BASISTOF 1 T/M 8
THEMA 4
BLOED EN BLOEDSOMLOOP
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

HERHALING BASISTOF 1 T/M 8
THEMA 4
BLOED EN BLOEDSOMLOOP

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Je krijgt 24 vragen over thema 4
  • Dit is om te oefenen
  • Probeer voor je zelf te bepalen wat gaat goed en wat niet

Slide 2 - Slide

1. Hemoglobine kleurt je bloed rood
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

2. Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 4 - Quiz

maken antistoffen
stolling na wond
1 celwand dik. Er kan van alles doorheen.
vervoeren zuurstof
witte bloedcellen
bloedplaatjes
haarvat 
rode bloedcellen

Slide 5 - Drag question

4. In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
aders
B
haarvaten
C
slagaders

Slide 6 - Quiz

5. Welk bloedvat brengt het bloed weer naar het hart toe?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvaten

Slide 7 - Quiz

6. Wat is de functie van de bloedsomloop?
A
Transport van stoffen
B
Bloed rondpompen
C
Warmte geven
D
Ziekte voorkomen

Slide 8 - Quiz

7. Welk bloedvat stroomt vanaf het hart naar alle organen toe?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvaten

Slide 9 - Quiz

8. Welk bloedvat is het dikst en het meest gespierd?
A
haarvat
B
slagader
C
ader

Slide 10 - Quiz

9. bloedvat met de dunste wand
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 11 - Quiz

10. Hoe loopt de kleine bloedsomloop?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 12 - Quiz


A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 13 - Quiz


A
Linker kamer
B
Rechter kamer
C
Linker boezem
D
Rechter boezem

Slide 14 - Quiz

Rechter kamer
Linker boezem
Rechter boezem
Linker kamer

Slide 15 - Drag question


Vraag 14. Hoe heten 7 en 8
A
7: linker boezem 8: kransaders
B
7: rechter kamer 8: kransslagaders
C
7: rechter boezem 8: kransaders
D
7: rechter boezem 8: kransslagaders

Slide 16 - Quiz

bovenste holle ader
aorta

Slide 17 - Drag question

Bovenste holle ader
Nier ader
Nierslagader
Aorta
Hoofdader
Hoofdharvaten
Onderste holle ader
Poortader
Hoofdslagader
Leverader

Slide 18 - Drag question

15. Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten

Slide 19 - Quiz

16. Een kransslagader raakt verstopt:
A
Herseninfarct
B
Hartinfarct

Slide 20 - Quiz

16. Wat kun je krijgen van slagaderverkalking?
A
hartinfarct
B
spierpijn
C
obesitas
D
bloedarmoede

Slide 21 - Quiz

17. Welk deel van het hart is verstopt bij een hartinfarct?
A
hartslagader
B
hartader
C
kransslagader
D
kransader

Slide 22 - Quiz

18. Hoe noemen we een verstopping in de bloedvaten van de hersenen?
A
hartinfarct
B
beroerte

Slide 23 - Quiz

19.Verhoogt lage of hoge bloeddruk de kans op een hartinfarct?
A
lage bloeddruk
B
hoge bloeddruk

Slide 24 - Quiz

Slagader
Ader
Haarvat

Slide 25 - Drag question


A
1. slagader 2. haarvat 3. ader
B
1. aorta 2. haarvat 3. ader
C
1. ader 2. haarvat 3. slagader
D
1. ader 2. haarvat 3. ader

Slide 26 - Quiz

22. Wie ben ik?
Ik heb kleppen.
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 27 - Quiz

23. Waar is de druk het hoogst
A
ader
B
slagader
C
haarvat

Slide 28 - Quiz

24. Wie ben ik?
Ik zit tussen het orgaan en het hart.
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat

Slide 29 - Quiz

Volgende week

12 APRIL TOETS OVER HOOFDSTUK 4
LEREN BASISSTOF 4.1 t/m 4.6 (4.7 EN 4.8 MAG)

NU AFMAKEN OPDRACHT 'BLOEDSOMLOOP'

Slide 30 - Slide