Oefentoets grammatica H2 en H3 januari 2021

Oefentoets 2hv
Grammatica H2 en H3
WG/NG
ZWW/KWW/HWW

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets 2hv
Grammatica H2 en H3
WG/NG
ZWW/KWW/HWW

Slide 1 - Slide

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel (ww.deel) en een naamwoordelijk deel (nw.deel).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

De werkwoorden:
'is, geweest, kon, werd, lijkt, scheen, gebleven'
kunnen koppelwerkwoorden zijn.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Het naamwoordelijk deel geeft een kenmerk of eigenschap van iemand (of iets).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Jeffrey gaat morgen een uurtje schaatsen.
Het werkwoord 'gaat' geeft aan wat Jeffrey doet. Gaat is dus het belangrijkste werkwoord in de zin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Is er sprake van een WG of NG?

Vorige week is mijn zusje hard van de fiets gevallen.
A
WG
B
NG

Slide 6 - Quiz

Is er sprake van een WG of NG?

Voor de meeste mensen zal dit raadselachtig blijven.
A
WG
B
NG

Slide 7 - Quiz

Is er sprake van een WG of NG?

De inbreker zal door de politie gefouilleerd worden.
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Tegenwoordig zijn veel jongeren aan het sporten in sportscholen.
A
zijn
B
zijn aan het sporten
C
zijn sporten
D
Geen WG

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?

Naar welke leerlingen worden deze e-mails gestuurd?
A
worden
B
worden gestuurd naar
C
worden gestuurd
D
Geen WG

Slide 10 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?

Mijn zusje / is / vorige week / vijf jaar / geworden.
A
is geworden
B
is [vorige week] geworden
C
is [vijf jaar] geworden
D
is vorige week 5 jaar geworden

Slide 11 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk gezegde van deze zin?

Vanwege het koude weer / word / ik / snel / koud.

A
word [koud]
B
word [ik] koud
C
word [ik snel koud]
D
word [ik koud]

Slide 12 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?

Tot onze verrassing / bleek / de nieuwe klasgenoot / heel humoristisch / te zijn.
A
bleek
B
bleek [heel humoristisch] te zijn
C
bleek te zijn
D
[heel humoristisch]

Slide 13 - Quiz

Wat is het naamwoordelijk deel in deze zin?

De laatste topprestatie van Mark Tuitert was zeer opvallend.
A
was
B
was [zeer opvallend]
C
[zeer opvallend]
D
was [van Mark Tuitert]

Slide 14 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?

Sjors / wil / graag / slimmer / lijken/ dan zijn klasgenoten .
A
wil
B
wil lijken
C
wil [slimmer] lijken
D
wil [slimmer]

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk deel in deze zin?

Halfvolle melk / schijnt / voor jongeren / ongezond/ te zijn.
A
schijnt
B
schijnt [ongezond]
C
schijnt [ongezond] te zijn
D
schijnt te zijn

Slide 16 - Quiz

Door de politie is de zoveelste fraudezaak ontdekt.
is =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 17 - Quiz

De opdrachten zullen door de juf worden gecontroleerd.
worden =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 18 - Quiz

Hij zal in het nieuwe jaar vast een stuk slanker willen worden.
worden =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 19 - Quiz

Zou de grammaticatoets erg moeilijk worden?
worden =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 20 - Quiz

Vannacht blijven mijn nichtjes uit Maastricht bij ons logeren.
blijven =
A
hww
B
zww
C
kww

Slide 21 - Quiz