Signaalwoorden en (tekst)verbanden - Luisteren

Signaalwoorden-tekstverband
Luisteren
1 / 60
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 60 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

Signaalwoorden-tekstverband
Luisteren

Slide 1 - Slide

Lesdoel(en) - 3F
  • Je kunt verbanden en signaalwoorden in teksten aanwijzen en de functie ervan benoemen.
  • Je kunt de functie van beeld bij tekst beschrijven.
  • Je kunt gesproken teksten begrijpen als lid van een live-publiek.
  • Je kunt gesproken tekst op radio, tv en internet begrijpen.

Slide 2 - Slide

Lesdoel(en) - 2F
  • Je weet welke tekstverbanden er zijn.
  • Je herkent signaalwoorden en tekstverbanden in gesproken tekst (luisteren)
  • Je herkent de signaalwoorden en weet welk tekstverband         daarbij hoort.
  • Je weet waar tekstverbanden en signaalwoorden voor             dienen.

Slide 3 - Slide

maar, hoewel, toch
eerst
daarna
vervolgens
toen
nu

omdat
want
daarom
doordat
waardoor
zodat
ten eerste
ook
en
bovendien
tegenstelling
volgorde van tijd

reden
oorzaak
gevolg
opsomming

Slide 4 - Drag question

Kies het goede antwoord.

Tekstverbanden ...
A
... geven alinea's aan.
B
... geven aan hoe alinea's en zinnen met elkaar te maken hebben.
C
... geven het doel van een tekst aan.
D
... helpen je een tekst beter te begrijpen.

Slide 5 - Quiz

Samenhang in gesproken tekst
Tekst met samenhang is beter te volgen.
Ook voor geschreven én gesproken teksten.

Tekst met samenhang: onderdelen in logische volgorde.

Slide 6 - Slide

Samenhang in geschreven tekst
Tekst met samenhang is beter te volgen.

  • op tekstniveau: de tekst heeft een bepaalde (vaste) structuur;
  • op alineaniveau: de alinea’s staan op een logische manier met elkaar in verband;
  • op zinsniveau: de zinnen sluiten logisch op elkaar aan.

Slide 7 - Slide

tekst / alinea / zin

Slide 8 - Slide

Samenhang gesproken tekst - 3F
Drie niveaus:
  1. tekstniveau
  2. fragmentniveau
  3. zinsniveau

Slide 9 - Slide

Samenhang op tekstniveau (3F)
Vaak vaste tekststructuur
Te herkennen door tekstdoel:
  • informerend,
  • betogend,
  • amuserend of
  • instructief

Slide 10 - Slide

Samenhang op fragmentniveau (3F)
Fragment: kleiner betekenisvol stuk
Geschreven tekst: alinea’s
Gesproken tekst: tekstgedeeltes soms lastig te herkennen.

Hoe dan wel?

Slide 11 - Slide

Samenhang in gesproken tekst
Tekstgedeelte herkennen (deelonderwerpen)

Herkennen nieuw tekstgedeelte:
  • (langere) adempauze/stilte van de spreker;
  • tekst in beeld of ander soort beeld;
  • muziek of een ander geluid;
  • verwijswoorden/signaalwoorden.

Slide 12 - Slide

Samenhang op zinsniveau (3F)
Samenhang tussen zinnen onderling duidelijk door:
  • verwijswoorden en
  • signaalwoorden.

Door goed te luisteren haal je ze uit de tekst.

Zie overzicht van signaalwoorden.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Moeilijke woorden/begrippen
  • verder kijken (betekenis niet zo belangrijk);
  • context gebruiken (stukje ervoor, stukje erna);
  • woord knippen (inflatiecorrectie - inflatie | correctie);
  • opzoeken in woordenboek (online of papier).

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Samenhang in gesproken tekst
Verwijswoorden
  • verwijzen naar ander woord;
  • verwijzen naar een andere zin.

Presteren onder druk is niet erg, behalve als die te groot wordt. Die verwijst naar druk.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Samenhang in gesproken tekst
Signaalwoorden
  • samenhang tussen deelonderwerpen en tussen zinnen.
  • één woord (vandaar; evenals)
  • groepje woorden (zowel … als; de oorzaak hiervan)



Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Video

Slide 25 - Link

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Spreken - samenhang

Slide 29 - Slide

Spreken - samenhang - leerdoelen (2F)
  • Je kunt verbanden en signaalwoorden duidelijk aanbrengen in je eigen teksten.
  • Je kunt de keuze voor een opbouw in je eigen tekst uitleggen.
  • Je kunt een presentatie geven of een verhaal vertellen.

Slide 30 - Slide

Spreken - samenhang - leerdoelen (3F)
  • Je kunt verbanden en signaalwoorden duidelijk aanbrengen in je eigen teksten.
  • Je kunt relevant beeld aan je eigen teksten toevoegen.
  • Je kunt uitleggen waarom je bij je eigen teksten voor de gebruikte opbouw hebt gekozen.
  • Je kunt deelnemen aan een discussie en overleg.
  • Je kunt informatie uitwisselen in een gesprek.
  • Je kunt een presentatie geven of een verhaal vertellen.

Slide 31 - Slide

Spreken - samenhang
  • overleg
  • discussie
  • presentatie
  • uitleg

Jezelf uiten? Samenhang zorgt ervoor dat je duidelijk en overtuigend overkomt.

Slide 32 - Slide

Spreken - samenhang
§ 4.5 - Stap-voor-stap naar een samenhangende presentatie
  • inleiding
  • kern
  • slot

     signaal-/verwijswoorden; signaalzinnen; beeld

Slide 33 - Slide

Opbouw presentatie
     Samenhang:

  • Duidelijke opbouw (inleiding, kern en slot).
  • Welke deelonderwerpen bespreek je?
  • Geef af en toe aan welk deelonderwerp je behandelt.
  • Nieuw deelonderwerp? Denk na hoe je dat laat zien.
  • Gebruik signaalzinnen en signaalwoorden.

Slide 34 - Slide

Opbouw presentatie
     Nieuw deelonderwerp:

  • adempauze
  • ander beeld
  • tussentitelpagina
  • audio?

Slide 35 - Slide

Opbouw presentatie
     Signaalzin:

  • In deze presentatie zal ik enkele voor- en nadelen bespreken.
  • Ik zal jullie vertellen waarom ik dat vind.
  • Dan gaan we nu over naar het tweede deel van mijn verhaal, namelijk ...

Slide 36 - Slide

Handige zinnen ...
Laat ik mezelf eerst even voorstellen ...
Ik ga eerst iets vertellen over …, daarna ga ik in op … en ik sluit mijn presentatie af met ...
Als eerste ga ik u iets uitleggen over …
Mijn tweede punt is …
Tot slot wil ik nog even ingaan op …
Daarom concludeer ik dat …

Slide 37 - Slide

Spreken - § 4.5
Elevator pitch
1. Schrijf je verhaal op en schrap de details eruit (Schrijven is schrappen).
2. Oefen je betoog.
3. Vraag anderen om hun mening.
4. Stem je pitch af op de functie.
5. Wees enthousiast.
6. Eindig met een vraag.

Slide 38 - Slide

Hulpmiddelen presentatie
Afbeeldingen of voorwerpen gebruiken (! passen bij presentatie). Functies:
  • aandacht van het publiek trekken of vasthouden (voorwerp, foto, cartoon)
  • aantrekkelijker maken (foto, tekening);
  • extra uitleg geven (grafiek, tabel).

Beelden:
  • internet (foto’s, tabellen, grafieken of tekeningen);
  • eigen afbeeldingen.


Slide 39 - Slide

Opdracht 15 (2F)

Slide 40 - Slide

Spreken - § 4.5
IMAGO?

Beeldvorming die een persoon of organisatie oproept bij het publiek, bij een doelgroep of bij relaties.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Spreken - § 4.5
  1. Wat is jouw imago?
  2. Welke elementen bepalen jouw imago?
  3. Wat wil je uitstralen of hoe wil je overkomen?
  4. Is je imago belangrijk voor jou?

Slide 43 - Slide

Spreken - § 4.5
Identiteit?
Kenmerken persoonlijkheid

Reputatie?
Overtuiging/mening van anderen over jou

Slide 44 - Slide

Opdracht 4 (3F)
Noteer voor jezelf:

  1. Wat is jouw imago?
  2. Welke elementen bepalen jouw imago?
  3. Wat wil je uitstralen of hoe wil je overkomen?
  4. Is je imago belangrijk voor jou?

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Beeld - § 4.5
Welk beeld past bij jouw imago?

Slide 47 - Slide

Opdracht 8 - Fout?

Slide 48 - Slide

Fout?
Wat is er niet goed aan de dia hiernaast?

Hoe zou jij deze tekst presenteren?

Slide 49 - Slide

Beter
Verdelen in drie of vier dia's:
  • Analyse onderzoeksresultaten
  • Doelstellingen
  • Plan van aanpak
(en dan pas de verschillende onderdelen)

Slide 50 - Slide

Beter

Analyse onderzoeksresultaten

(misschien 2 dia's)

Slide 51 - Slide

Beter

Doelstellingen

Slide 52 - Slide

Beter

Plan van aanpak

Slide 53 - Slide

Slide 54 - Video

Opdracht 13
  • Welk van de vier onderwerpen kies je?
  • Houd rekening met de tekststructuur (staat er tussen haakjes achter genoemd)
  • Hoe introduceer je het onderwerp in de inleiding?
  • Hoe trek je de aandacht van het publiek?
  • Welke afbeeldingen kies je?

Slide 55 - Slide

Signaalwoorden

Slide 56 - Slide

Signaalwoorden

Slide 57 - Slide

En nu...
Maak de lesopgaven in NuNederlands:
  • Lezen §2.3 Tekstverbanden
  • Lezen hoofdstuk 2: maak van de oefentoets 
  • 30 minuten actief vrij lezen in het tijdschrift Quest

De eerste les in periode 3 heb je een toets over Lezen hfdst. 2. Deze toets telt 50% mee voor het tweede rapport.

Slide 58 - Slide

vragen
VRAGEN? 

Slide 59 - Slide

Wat is het huiswerk van deze week?
Maak de lesopgaven in NuNederlands:
  • Lezen §2.3 Tekstverbanden
  • Lezen hoofdstuk 2: maak de oefentoets van het hoofdstuk

De eerste les in periode 3 heb je een toets over Lezen hfdst. 2. Deze toets telt 50% mee voor het tweede rapport.

Slide 60 - Slide