This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Het ademhalingsstelsel
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Quiz
https://www.anatomie-online.nl/ademhaling.html
Slide 23 - Slide
Wat gebeurt er in de neusholte met de ingeademde lucht ?
A
wordt bevochtigd, verwarmd en gefilterd
B
wordt verwarmd en bevochtigd
C
wordt verwarmd en gefilterd
D
wordt verwarmd, gefilterd en gekeurd
Slide 24 - Quiz
Uit hoeveel kwabben bestaan de longen?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 25 - Quiz
In welke delen van het asdemhalingsstelsel zit trilhaarepitheel ?
A
Neus, luchtpijp, hoofdbronchiën
B
Neus, luchtpijp, hoofdbronchiën, bronchiolen
C
neus, luchtpijp, longblaasjes
D
longblaasjes, neus
Slide 26 - Quiz
Uit welke fases bestaat de ademhaling
A
inademing, uitademing, adempauze
B
inademing, adempauze, uitademing
C
inademing en uitademing
D
uitademing, pauze, inademing
Slide 27 - Quiz
Het latijnse woord voor luchtpijp is
A
oesaphagus
B
aveoli
C
trachea
D
bronchus
Slide 28 - Quiz
Het ademcentrum wordt beïnvloed door chemoreceptoren. Welk gas beïnvloed de ademhaling
A
zuurstof
B
koolstofmonoxide
C
stikstof
D
koolstofdioxide
Slide 29 - Quiz
de ruimte tussen beide longen heet
A
mediastinum
B
pleuraholte
C
longhilus
D
bifurcatie
Slide 30 - Quiz
Het latijnse woord voor longvlies is
A
mediastinum
B
periost
C
pleuravisceralis
D
pleurapariëtalis
Slide 31 - Quiz
Wat betkent diffusie?
A
doorlaatbaarheid van een bloedvat
B
gaswisseling
C
opgeloste stoffen verplaatsen zich bij concentratieverschil
D
osmose
Slide 32 - Quiz
Welke van onderstaande acties gaan niet gepaard met onderbreking van het ademautomatisme
A
niezen
B
slapen
C
geeuwen
D
hikken
Slide 33 - Quiz
Stelling 1; de hoeveelheid lucht die in een ademteug wordt ingeademd noemen we ademvolume Stelling 2; de hoeveelheid lucht die een minuut wordt -in of uitgeademd heet residu volume
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist
D
stelling 2 is juist
Slide 34 - Quiz
Wat is van toepassing op de gaswisseling in de longen
A
hemoglobine bindt zuurstof
B
binding van zuurstof aan hb is sterker dan die van koolmonoxide
C
je ademt koolstofmonoxide uit
D
in de lucht die je uit ademt zit geen zuurstof meer
Slide 35 - Quiz
Tussen de pleura bevind zich lucht
A
waar
B
niet waar
Slide 36 - Quiz
de pleurapariëtalis is vergroeid met de borstwand
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quiz
door welk bloedvat wordt het longweesfel zelf van zuurstof voorzien ?