Spelling 3-4

Spelling 3-4
Herhaling voor de toets
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling 3-4
Herhaling voor de toets

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Na deze les..
Weet je hoe je de meervoud van zelfstandige naamwoorden schrijft.
Weet je de schrijfwijze van de bijvoeglijke naamwoorden.
Kan je bijvoeglijke naamwoorden maken van werkwoorden.
Kan je samenstellingen maken van woorden. 
Weet je de uitgangen van verkleinwoorden. 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions


Schrijf het meervoud/meervouden op van deze woorden:
druif, kies, been, keuze, idee, zakenman .

Slide 3 - Mind map

Laat de leerlingen het meervoud opschrijven van de woorden die in het midden staan:

druiven
kiezen
boeven
kruizen
hoeven
niezen


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Wat is het meervoud van rommel?
A
Rommele
B
Rommelen
C
Rommels
D
Rommel

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Bedenk een bijvoeglijk naamwoord bij het woord meisje

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Wat is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Bedenk drie combinaties van een zelfstandig naamwoord met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat is de belangrijkste regel bij het gebruiken van werkwoorden als bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

De ......... (vergroten) foto's
A
vergrootte
B
vergroote
C
vergrote
D
vergroten

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Bedenk zoveel mogelijk samenstellingen met het woord 'soep'

Slide 15 - Mind map

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Nog steeds lastig? Kijk dan eens goed naar dit schema!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden kunnen op verschillende manieren eindigen, zoals -je. Welke ken je nog meer?

Slide 20 - Mind map

This item has no instructions

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken, meestal schrijven we namelijk –je, -pje of –tje.
de bank - het bankje
de film - het filmpje
de tafel - het tafeltje
de slang - het slangetje

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Verkleinwoorden
Er kunnen ook andere regels gelden:
- Bij verkleinwoorden die eindigen op een -a, -é, -o of -u wordt de klinker verdubbeld. opaatje
-Veel woorden die eindigen op -ng krijgen -kje aan het eind en de 'g' valt dan weg. kettinkje
- Bij woorden die eindigen op -i voeg je een -e toe. Bij woorden op -y (alleen met een medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof. taxietje, sudoku'tje
- Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden. wc'tje


Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van wang?
A
wangje
B
wangtje
C
wangetje
D
wankje

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

En die van lolly?
A
Lollietje
B
Lollytje
C
Lollyje
D
Lolly'tje

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions