Les 04 - Voegwoorden

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten
Samengestelde zinnen 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voegwoorden
Grammatica woordsoorten
Samengestelde zinnen 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les: 

- wat voegwoorden doen en hoe we ze kunnen herkennen. 

Slide 2 - Slide

Bespreken huiswerk
Bespreek de opdracht Stille kracht  met je buurman of buurvrouw. 

Komen jullie antwoorden overeen of verschillen jullie van mening? 

Zo dadelijk lopen we samen door de opdracht heen. 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Quizzje
Wat voor soort werkwoorden zijn de onderstreepte  
werkwoorden in de volgende zinnen? 

Slide 5 - Slide


De zon schijnt heerlijk vandaag in Barcelona. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 6 - Quiz


In de vakantie hebben we bijzondere avonturen beleefd
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 7 - Quiz


De juwelier is vorige week overvallen. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 8 - Quiz


Het is goed dat je vandaag je spullen niet vergeten bent. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 9 - Quiz


Dat je je door hem niet moet laten opjutten, is algemeen bekend. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 10 - Quiz


Het lijkt me een uitstekend plan om even een terrasje te gaan pakken. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 11 - Quiz


Hij bleek zijn kleren niet zelf uitgezocht te hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 12 - Quiz


Hij scheen de overval niet gepleegd te hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 13 - Quiz


Hoe zou jij hebben geheten als je een meisje was?
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 14 - Quiz


In de afgelopen drie weken zou hij veertien boeken gelezen hebben. 
A
Hulpwerkwoord
B
Zelfstandig werkwoord
C
Koppelwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Video

Voegwoorden
Voegwoorden zorgen ervoor dat binnen samengestelde zinnen de zinnen aan elkaar kunnen worden 'geplakt'. We onderscheiden twee soorten voegwoorden: onderschikkende en nevenschikkende. 

Slide 17 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden
Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden: en, of, dus, maar en want. 

Let wel op! Het woord of  kan zowel onder- als nevenschikkend gebruikt worden. Als het een keuze tussen twee of meer dingen aangeeft, is het een nevenschikkend voegwoord. 

Slide 18 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
Naast nevenschikkende voegwoorden zijn er ook onderschikkende voegwoorden. Deze koppelen een hoofdzin en een bijzin aan elkaar.


Voorbeelden van onderschikkende voegwoorden zijn: aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, ofschoon, omdat, opdat, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.
Wat betekent deze of?

Slide 19 - Slide

Andere 'voegwoorden'
Ook woorden van andere woordsoorten kunnen worden gebruikt om twee zinnen aan elkaar te 'plakken': 

- het vragend voornaamwoord; 
- het bijwoord;
- het voorzetsel; 
- het telwoord hoeveel

Slide 20 - Slide

Aan het werk met het huiswerk 
Lees de tekst en onderstreep de samengestelde zinnen.
Schrijf de voegwoorden op en geef aan of ze onderschikkend of nevenschikkend zijn.

Slide 21 - Slide