1v Mercredi, le 18 mars 2020- explication adjectifs

Programme du cours vendredi, le 8 mars 2024
Objectifs: Jij kent aan het einde van de les ken je de theorie van de bijvoeglijke naamwoorden
Présents/absents
Questions/réponses  Hw 1 t/m 12 online gemaakt
Lire le vocabulaire A, les mots et les phrases.
les adjectifs qualificatifs=de bijvoeglijke naamwoorden
Explication
faire les exercices 13 14 15
Devoirs: apprendre le vocabulaire A (mots+phrases) les adjectifs + fais 13/15





1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programme du cours vendredi, le 8 mars 2024
Objectifs: Jij kent aan het einde van de les ken je de theorie van de bijvoeglijke naamwoorden
Présents/absents
Questions/réponses  Hw 1 t/m 12 online gemaakt
Lire le vocabulaire A, les mots et les phrases.
les adjectifs qualificatifs=de bijvoeglijke naamwoorden
Explication
faire les exercices 13 14 15
Devoirs: apprendre le vocabulaire A (mots+phrases) les adjectifs + fais 13/15





Slide 1 - Slide

Questions - Réponses
C'est quel jour, aujourd'hui ?
Tu es en quelle classe ?
Quelle heure est-il ?
Qu'est-ce que c'est ?
Qui est ton prof de français ?

timer
3:00

Slide 2 - Slide

Qu'est-ce que c'est ?
la couleur
1 d'un 
2 d'une 
3 d'une 
4 d'un concombre
5 préférées des filles
6 préférées des garçons
7 du chien d'Obélix 

Slide 3 - Slide

Pose ton sac par terre !
Prends ton agenda !
Utilise l'ordinateur !
Ecris tes devoirs dans ton agenda !
Répète les mots !
Lève la main !

On joue avec les phrases !
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Lire le vocabulaire A + répéter
timer
1:30

Slide 5 - Slide

De bijvoeglijke naamwoorden
Wat is een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands?
Waar staat het bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands?
Kan een bijvoeglijk naamwoord een extra letter krijgen in het Nederlands? Geef een voorbeeld!
Kan je enkele bijvoeglijke naamwoorden noemen?
En nu in het Frans. 
Prends ton cahier de grammaire et ton stylo
timer
2:00

Slide 6 - Slide

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord in het Frans
Het bijvoeglijk naamwoord staat :
1. Na het werkwoord
 Voorbeeld: les éléphants sont grands et magnifiques.
2. Achter het zelfstandig naamwoord 
 Voorbeeld: La porte jaune est fermée.
3. Behalve :(voor het zelfstandig naamwoord) 
- beau - nouveau - bon - joli
- petit - grand -jeune -vieux - premier
Voorbeeld: la jolie fille - les grands  éléphants - ======écris dans ton cahier


+alle rangtelwoorden (premier …..dernier)

timer
3:00

Slide 7 - Slide

De uitgangen
Een bijvoeglijk naamwoord krijgt:
1-Niets        als het zelfstandig naamwoord mannelijk enkelvoud is 
2-een ‘s’     als het zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud is
3-een ‘e’     als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is
4-een ‘es’  als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud is 
Voorbeelden: Le petit livre est intéressant. 
                             Les petits livres sont intéressants.
                             La petite table noire est ronde.
                             Les petites tables noires sont rondes.

Slide 8 - Slide

let op
De bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op
-e krijgen in vrouwelijk enkelvoud geen e erbij. 
-s krijgen in het meervoud geen s erbij.
-x krijgen in het meervoud geen s erbij.
Exemples:
La porte rouge est belle.
Les vieux éléphants sont gris.


Slide 9 - Slide

De bijzondere uitgangen:
Mannelijk enkelvoud       meervoud
mooi        =      beau            - beaux 
nieuw      = nouveau         - nouveaux
oud          =        vieux          - vieux
sportief  =      sportif        - sportifs
wit            =       blanc          - blancs


On répète ! On écrit les adjectifs dans le cahier de grammaire



Vrouwelijk enkelvoud meervoud
                 belle                 - belles
                nouvelle          - nouvelles
                vieille                - vieilles
                sportive           - sportives
                blanche           - blanches




Slide 10 - Slide

Faire les exercices 13 14 15

Slide 11 - Slide

Qu'est-ce que tu as appris aujourd'hui?
Devoirs:
Apprendre le vocabulaire A + Faire les exercices 13 14 15 + les adjectifs

Slide 12 - Slide