TH1: vt zwakke/sterke werkwoorden

TH1B: Woensdag 12 januari
Pak je spullen: leesboek, boeken, chromebook, pen etc.
Begin alvast met lezen

Maandag 17 januari is de boekenbabbel. 
Zorg ervoor dat je boek dan uit is!!!
timer
10:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

TH1B: Woensdag 12 januari
Pak je spullen: leesboek, boeken, chromebook, pen etc.
Begin alvast met lezen

Maandag 17 januari is de boekenbabbel. 
Zorg ervoor dat je boek dan uit is!!!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- 10 minuten lezen
- Werkvorm: sterke en zwakke werkwoorden
- Opdrachten afmaken + nakijken
- Tijd over? Oefentoets op Classroom

Slide 2 - Slide

Werkvorm
Stap 1. Maak tweetallen.
Stap 2. Knip/scheur de kaartjes uit.
Stap 3. Plak/leg/zet de kaartjes op het juiste A4'tje.

Uiteindelijk ontstaat er een soort woordweb.


timer
10:00

Slide 3 - Slide

Aan de slag
- Blz. 136 opd 1 t/m 3
- Blz. 162 opd 1 t/m 3 

Klaar?
Kijk je gemaakte werk na. Antwoorden staan op Classroom.

Nagekeken en tijd over?
1. Maak de oefentoets op Classroom (zie kopje "oefenmateriaal spelling").
2. Oefen op www.cambiumned.nl 
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Wat staat hier?

Slide 5 - Slide

Lesdoelen:
- Je leert over de verleden tijd van zwakke werkwoorden.
- Je leert over de verleden tijd van sterke werkwoorden.

Slide 6 - Slide

Zwakke en sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank (ze
zijn zo sterk dat ze kunnen veranderen).
Zwakke werkwoorden niet.   

Voorbeeld:
Ik fiets --> ik fietste             Welke van de 2 is dus een sterk ww?
Ik loop --> ik liep                   Hoe kun je dat zien?
      


Slide 7 - Slide

Tekst
Sterk werkwoord
Zwak werkwoord
Helpen
Praten
Werken
Lopen

Slide 8 - Drag question

Welk woord is een zwak werkwoord?
Bakken of zwemmen?

Slide 9 - Open question

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

H5: Zwakke werkwoorden
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten

Slide 12 - Slide

'T ex-fokschaap
Gebruik :   't ex-fokschaap

Voorbeeld: het werkwoord "stampen"

Stampen  (hele werkwoord -en)
De p zit wel in het 't ex-fokschaap,
dus wordt het "ik stampte". 

Slide 13 - Slide

H6: Sterke werkwoorden
- Voor sterke werkwoorden zijn er geen regels. Je moet ze gewoon onthouden.

Hele werkwoord
Verleden tijd
Lopen
Liepen
Kiezen
Kozen
Zoeken
Zochten
Bespreken
Besproken

Slide 14 - Slide

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 15 - Quiz

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 16 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 17 - Quiz

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 18 - Quiz

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 19 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 20 - Quiz


Kies de juiste spelling van de pv in de verleden tijd.
hele werkwoord: verlaten
A
Ik verliet
B
Ik verlaatte

Slide 21 - Quiz

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm verleden tijd?

Arjan en Junior [...] alles over de inbraak.
A
wisten
B
weten
C
wist
D
weten

Slide 22 - Quiz

Wat is de verleden tijd mv van 'meelopen'?
A
Liepen mee
B
loopten mee

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste spelling in de verleden tijd?

Wij (kopen, VT) eerder altijd veel druiven in, omdat Sam daar zoveel van (eten, VT).
A
kochtten, eette
B
kochten, at
C
koopten, at
D
kochten, eette

Slide 24 - Quiz