Week 32, les 2, 4m Signaalwoorden 4-4-24

Signaalwoorden
in het Duits, welke
ken je?
1 / 21
next
Slide 1: Mind map
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Signaalwoorden
in het Duits, welke
ken je?

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Video

signaalwoorden
Een signaalwoord in een zin vertelt iets over het verband tussen die zin  en de zin daarvoor. 
Signaalwoorden geven je inzicht in de structuur van de tekst. 
Daarnaast staan de antwoorden op de vragen vaak na of in de buurt van de signaalwoorden!!!!!!

Slide 3 - Slide

zum Beispiel:
tijd: heute, gestern, mittlerweile
opsomming: erstens, zweitens, drittens
tegenstelling: aber, doch, obwohl, jedoch
overeenkomst/vergelijking: sowohl als auch, gleich, dasselbe wie, wie
voorbeeld: zum Beispiel, also, das heißt, unter anderem
oorzaak/gevolg: weil, wegen, dadurch, als Folge von

Slide 4 - Slide

Vertaal: aber

Slide 5 - Open question

Vertaal: zum Beispiel

Slide 6 - Open question

Vertaal: jedoch

Slide 7 - Open question

in plaats daarvan
pas echt
inderdaad
ook
auch
erst recht
tatsächlich/in der Tat
stattdessen

Slide 8 - Drag question

Vertaal: weil, da
A
want
B
wegens
C
omdat
D
dat

Slide 9 - Quiz

Vertaal: laut
A
volgens
B
overigens

Slide 10 - Quiz

Vertaal: der Verfasser

Slide 11 - Open question

Vertaal: Gegensatz

Slide 12 - Open question

Vertaal: Absatz

Slide 13 - Open question

wann? 
was? 
wer? 
wie?
wo?
woher?
wohin? 
wanneer?
 wat?
 wie?
 hoe?
waar?
waarvandaan?
waarheen? 

Slide 14 - Drag question

Vertaal: Nachteil oder Vorteil

Slide 15 - Open question

Wat betekent het woord schließen in de volgende zin:
Was kann man aus dem 1. Absatz schließen?
A
sluiten
B
beslissen
C
concluderen
D
besluiten

Slide 16 - Quiz

dem 3. Absatz nach betekent:
volgens de 3e alinea
goed
fout

Slide 17 - Poll

Welche Frage passt in die Lücke in Absatz 4? betekent:
Welke vraag past op de open plek in alinea 4?
goed
fout

Slide 18 - Poll

Arten von Fragen
4 veel voorkomende vraagsoorten

meerkeuze vragen                   alleen de vraag lezen ....
open vraag                               in het Nederlands antwoorden
waar - niet waar vragen           zoekend lezen
gaten vraag                              lees tot gat, en 1 zin verder 

Slide 19 - Slide

Selbständig arbeiten
Korte antwoordvragen
Seite 88, Aufgabe 8 bis zum 12

Fertig? Slim Stampen, Eindexamensite, Lingua.com usw.

Slide 20 - Slide

Hausaufgaben
Machen: 
Korte antwoordvragen

Seite 86, Aufgabe 7 bis zum 12

Fragen im Buch beantworten und Buch mitnehmen.



Slide 21 - Slide