2Ha Bron H chapitre 1 6e editie Le pronom possessif

2Ha 
mercredi 29 septembre
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2Ha 
mercredi 29 septembre

Slide 1 - Slide

klas 2 VWO  Chapitre 1 (Bron H blz. 53)

leerdoel: ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans in de goede vorm zetten

Slide 2 - Slide

Welke bezittelijk voornaamwoorden ken je in het Frans?

Slide 3 - Open question

Le pronom possessif

Het bezittelijk voornaamwoord

C'est mon lit.                                = Het is mijn bed. 

Mon cours commence.             = Mijn les begint. 

Voilà ma chambre.                     = Hier is mijn slaapkamer.

Je suis dans ma piscine.           = Ik ben in mijn zwembad.

Je mange avec mes parents.  = Ik eet met mijn ouders. 

J'ai fini mes devoirs.                   = Ik heb mijn huiswerk af. 




Slide 4 - Slide

Quelle est la différence?

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le lit           C'est mon lit.


La chambre          Voilà ma chambre.


Les parents          J'adore mes parents.

Slide 7 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

Voorbeelden
1. Marc est mon frère.
2. Ils sont tes amis.
3. C'est sa maison
4. C'est notre voiture.
5. Ce sont vos livres.
6. Ils font leurs devoirs.

Slide 9 - Slide

Let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!
Julie est mon amie.  = Julie is mijn vriendin.
C'est son équerre.         = Dat is zijn geodriehoek.


Slide 10 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre.
(la chambre)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 11 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Pierre et Marie sont ... (onze) parents.
(les parents)
A
ses
B
tes
C
nos
D
vos

Slide 12 - Quiz

C'est ..... (jullie) maison?
(la maison)
A
vos
B
votre
C
nos
D
notre

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
George est ... (haar) cousin.
(le cousin)
A
son
B
sa
C
ta
D
ton

Slide 14 - Quiz

Vul het goede bezittelijk voornaamwoord in:
(jouw) frère joue au foot?
A
mon
B
ton
C
ma
D
ta

Slide 15 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat. Denk aan de goede vorm!
(onze) jardin (=tuin) est grand

Slide 16 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat. Denk aan de goede vorm!
Où sont (jouw) livres

Slide 17 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat. Denk aan de goede vorm!
(haar) chambre est grande

Slide 18 - Open question

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord dat tussen haakjes staat. Denk aan de goede vorm!
(zijn) chambre est au grenier

Slide 19 - Open question

Laatste vraag: Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de Gare est ... (zijn) adresse .
(l'adresse = vrouwelijk)
A
ta
B
ton
C
sa
D
son

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Au travail!
* Kijk ook op blz. 53 van boek A
* ga aan het werk met de PO of met de weektaak 
* oefen nog eens op www.verbuga.eu (avoir en
   passé composé Bron D chapitre 1)


Slide 22 - Slide