This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Herhaling zelfstandig werk lezen 3des
Slide 1 - Slide
De volgende teksten hebben allemaal te maken met de vervoersmaatschappij "De Lijn". Bepaal steeds eerst het teksttype en daarna de tekstsoort.
Slide 2 - Slide
Teksttype:
Slide 3 - Open question
Tekstsoort: het is een .... tekst
Slide 4 - Open question
Teksttype:
Slide 5 - Open question
Tekstsoort: het is een .... tekst.
Slide 6 - Open question
Teksttype:
Slide 7 - Open question
Tekstsoort: het is een ... tekst.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Teksttype
Slide 10 - Open question
Tekstsoort: het is een ... tekst
Slide 11 - Open question
De meest passende leesstrategie in onderstaande situatie is ... lezen.
Een lezer ziet onmiddellijk dat het artikel over Ed Sheeran en het Songfestival hem/haar niet aanspreekt en bladert dus vlug verder.
Slide 12 - Open question
De meest passende leesstrategie in onderstaande situatie is ... lezen.
Een lezer is een heel grote fan van Ed Sheeran. Hij/zij beslist om het volledige interview waar ze het in de tekst over hebben te lezen/te bekijken. De lezer wil dus weten waar of bij wie Ed Sheeran dit interview heeft gegeven.
Slide 13 - Open question
De meest passende leesstrategie in onderstaande situatie is ... lezen.
Een lezer komt het artikel tegen en besluit de tekst vluchtig door te lezen. Hij/Zij wil de hoofdgedachte te weten komen, maar er tegelijk ook niet te veel tijd aan spenderen.
Slide 14 - Open question
Welke zin is de kernzin van deze alinea? Noteer alleen het nummer.
1 'Hoe dan ook speelt tweedehandskleding in op de duurzaamheidstrend. 2 Mensen kunnen kleding verkopen die ze zelf al hebben gedragen. 3 Al is er ook een keerzijde. 4 Kleding naar anderen sturen, is een nieuwe last op de mobiliteit en dus ook op het milieu. 5 Het is een verhaal met vele kanten.'
Slide 15 - Open question
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 16 - Quiz
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 17 - Quiz
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie
Slide 18 - Quiz
Juist of fout: een roman is altijd een liefdesverhaal.
A
Juist
B
Fout
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Water kookt op 100 graden Celsius.
A
Dit is een voorbeeld van een subjectieve uitspraak.
B
Dit is een voorbeeld van een objectieve uitspraak.
Slide 21 - Quiz
Marie heeft een mooi kleedje aan.
A
Dit is een voorbeeld van een subjectieve uitspraak.
B
Dit is een voorbeeld van een objectieve uitspraak.
Slide 22 - Quiz
Geef een synoniem voor: besluit
Slide 23 - Open question
Geef een synoniem voor: tegenstelling
Slide 24 - Open question
WWG of NWG: De buurman was in de tuin.
A
WWG
B
NWG
Slide 25 - Quiz
WWG of NWG: Pieter was aan het slapen in de auto.
A
WWG
B
NWG
Slide 26 - Quiz
Kies het juiste antwoord: Ik heb gisteren erg om hem gelachen.
A
NWG: PV + NWD
B
WWG: PV + VNW + VD
C
WWG: PV + INF
D
WWG: PV + VD
Slide 27 - Quiz
Kies het juiste antwoord: Je kan best met de deur in huis vallen.
A
NWG: PV + NWD
B
WWG: PV + INF
C
WWG: PV + WWU
D
WWG: PV
Slide 28 - Quiz
Kies het juiste antwoord: Ik meldde mij aan.
A
NWG: PV + NWD
B
WWG: PV + ADPV
C
WWG: PV + ADPV
D
WWG: PV + VNW
Slide 29 - Quiz
Voor hem voelde het nieuws alsof een dolgedraaide stoomtrein zich in een porseleinwinkel boorde.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin: onderschikking
C
Samengestelde zin: nevenschikking
Slide 30 - Quiz
Het dier slikte de spin door en liep de kamer uit.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin: onderschikking
C
Samengestelde zin: nevenschikking
Slide 31 - Quiz
Ik wist dat hij dat ging zeggen.
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin: onderschikking
C
Samengestelde zin: nevenschikking
Slide 32 - Quiz
Ik kon niet lachen OM DIE GRAPPEN .
A
LV
B
MV
C
BWB
D
VZV
Slide 33 - Quiz
Hij gaf HET haar.
A
LV
B
MV
C
BWB
D
VZV
Slide 34 - Quiz
TIJDENS HET TOERNOOI zal de sponsor de drankjes betalen.