H2 vragen behandelen

Rekenvragen van H2.1 & H2.2 bespreken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Rekenvragen van H2.1 & H2.2 bespreken

Slide 1 - Slide

Instructie
We gaan de rekenvragen van H2.1 en H2.2 bespreken. Dus pak je gemaakte opgaven en boek erbij. 
We beginnen op blz.38 met vraag 3

Nakijkblad van H2 staat nu ook op it's learning, zodat je alle gemaakte opgaven kunt nakijken.

Slide 2 - Slide

Hoe noemen we contant geld ook wel?

Slide 3 - Open question

Vraag 3
Het saldo op je bankrekening is €137,80. In je portemonnee heb je €14,50. Met je pinpas neem je €20,00 op. Je koopt een cadeautje voor €9,95, dat betaal je met je pinpas. In de kantine koop je een brood voor €2,- dat betaal je contant. Hoeveel chartaal geld en hoeveel giraal geld heb je daarna?
  • Chartaal: € 14,50 + € 20 – € 2 = € 32,50.
  •  Giraal: € 137,80 – € 20 – € 9,95 = € 107,85.

Slide 4 - Slide

Vraag 7a. Je vader koopt op Marktplaats een auto. Hij betaalt de auto via de bank. Is dit directe of indirecte ruil

Slide 5 - Open question

Vraag 7b. Je krijgt van een vriend een dvd en geeft hem er een game voor terug. Is dit directe of indirecte ruil

Slide 6 - Open question

Vraag 11a
In totaal worden er 110.000.000 online aankopen gedaan. Hoe vaak wordt er met IDEAL betaald. Gebruik de grafiek.
Informatie uit Grafiek:
  • 53% van de betalingen gaan met IDEAL 
  • Formule: aantal betalingen : 100 X  percentage IDEAL betalingen
  • 110.000.000 : 100 x 53%=  58.300.000


Slide 7 - Slide

Vraag 12b
In 2017 zijn er 9% meer betalingen dan in 2016. Bereken het aantal pinbetalingen in 2017. 
Informatie uit grafiek: 
Aantal pinbetalingen 2016: 3.567
  • 3.567 :100 x 9%= 321 extra pinbetalingen
  • 3.567 + 321= 3.888 pinbetalingen in 2017

Slide 8 - Slide

Vraag 23
Justin heeft €1.300,00 op de bank. Daarvoor krijgt hij €18,20 rente. Bianca heeft €1.800,00 op de bank en krijgt €21,60 rente. Laat met een berekening zien op welke van de bovenstaande spaarrekeningen zij hun geld hebben staan. 
Formule: Rente in euro's : spaarbedrag x 100 
  • Justin: 18,20 : 1.300 x 100= 1,4%. Hij heeft zijn spaargeld bij Internetsparen staan
  • Bianca: €21,60 : €1.800 x 100= 1,2%. Zij heeft haar geld bij Extra sparen staan. 

Slide 9 - Slide

Vraag 24a
Isis heeft €1.549,00 op haar spaarrekening staan. Ze krijgt 1,3% rente per jaar. Welk bedrag aan rente levert dat per jaar op?
Formule : Spaarbedrag : 100 x rentepercentage
  • €1.549,00 : 100 x 1,3%= €20,14

Slide 10 - Slide

Vraag 26a Hoe gebruik je geld in het volgende geval. Je koopt een reep chocola. (geef aan of je geld gebruikt als ruilmiddel, rekenmiddel of spaarmiddel)

Slide 11 - Open question

Vraag 26a Hoe gebruik je geld in het volgende geval. Je krijgt €10 voor het wassen van de auto van je buurman. (geef aan of je geld gebruikt als ruilmiddel, rekenmiddel of spaarmiddel)

Slide 12 - Open question

Vraag 26a Hoe gebruik je geld in het volgende geval. Je betaalt elke maand de contributie voor je sportclub. (geef aan of je geld gebruikt als ruilmiddel, rekenmiddel of spaarmiddel)

Slide 13 - Open question

Zelfstandig werken
Maak rekenopdracht 13 t/m 20 van H2 (blz.65) 

Slide 14 - Slide