Bs 5

Welkom!
Pak:
Het experiment wat je vorige week bedacht hebt.
Een pen.
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom!
Pak:
Het experiment wat je vorige week bedacht hebt.
Een pen.

Slide 1 - Slide

Waar moet een goed experiment aan voldoen?

Slide 2 - Slide

Wissel je bedachte experiment met een ander groepje.
Bedenk verbeteringen voor elkaars onderzoek.




Ben je klaar? Bespreek de verbeteringen en haal daarna een laptop.

Slide 3 - Slide

Bs 5: transport door membranen
Je kunt de concentratie berekenen van een oplossing.
Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose is.

Slide 4 - Slide

Transport door membranen
Membranen zijn voor veel stoffen ondoordringbaar. Sommige vetten en kleine moleculen (O2/CO2) kunnen wel door het celmembraan heen.

Concentratie=hoeveelheid opgeloste stof.
Je kunt de concentratie hiervan weergeven in gram/L of in procenten.

Slide 5 - Slide

Concentratie
Fysiologisch zoutoplossing =0,9%
=9 gram zout in 991 gram water
1 gram = 1 ml
Hele kleine concentraties worden vaak uitgedrukt in ppm (parts per million). 
1 ppm= een concentratie van 0,0001%

Slide 6 - Slide

Je maakt 250 mL fysiologisch zoutoplossing (0,9%).

Hoeveel gram zout moet je dan oplossen?

Slide 7 - Slide

250 mL zoutoplossing 0,9%
250
2,25
100%
0,9%

Slide 8 - Slide

Hoe maak je
20 mL keukenzoutoplossing van 5%?

Slide 9 - Slide

verhoudingstabel
20 gr
0,2 gr
1 gr
100%
1%
5%

Slide 10 - Slide

Je lost 3 gram zout en 2 gram suiker op in 20 gram water.

Hoe groot is de zoutconcentratie in die oplossing?
Hoe groot is de suikerconcentratie in de oplossing?

Slide 11 - Slide

25 gram
1 gram
2 gram
3 gram
100%
4%
8%
12%

Slide 12 - Slide

Celmembraan
Je lichaam streeft ernaar om de concentratie stoffen binnen en buiten de cel gelijk te houden. 
Dit kan door stoffen door het membraan te laten gaan door diffusie of osmose.

Slide 13 - Slide

Diffusie 

Slide 14 - Slide

Celmembraan
semi permeabel

kleine stoffen kunnen er vrij doorheen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Osmose
Kleine stoffen kunnen door het celmembraan, maar grote niet.

Als hierdoor de concentratie binnen en buiten een cel verschilt kan dit niet door diffusie worden rechtgetrokken. Maar wel door een verschuiving van water.
Osmotische waarde: hoeveel stof er opgelost is.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

maken
44-47

Slide 19 - Slide

Cel
osmotische waarde=0,9%
Wat gebeurt er als je zuiver water toevoegt? 

Wat gebeurt er als je water toevoegt met een hogere concentratie?

Slide 20 - Slide

Waar is concentratie hoger?

Slide 21 - Slide

Plantaardige cellen
Hebben een celwand.
Celwand = volledig permeabel (laat alles door)
De celwand heeft dus dezelfde osmotische waarde als vocht buiten de cel. Binnen de cel is dit hoger, hierdoor stroomt water de cel in, waardoor de druk hoger wordt.
De druk binnen een plantaardige cel heet turgor, hierdoor is een plantencel stevig. 

Slide 22 - Slide

Plantencel
In een omgeving met dezelfde osmotische waarde verliest de cel stevigheid.
In een omgeving met een hogere osmotische waarde gaat water de cel uit. Hierdoor laat het celmembraan los van de celwand, dit heet plasmolyse.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Passief transport
Kost geen energie.
Verloopt altijd door een concentratieverschil
osmose en diffusie


Slide 27 - Slide

Transporteiwitten. Actief transport:kost ATP.
gaat tegen de concentratiegradiënt in
kost wel energie

Slide 28 - Slide

maken
48-55

Slide 29 - Slide

Exo/endocytose
Exocytose:Blaasjes naar buiten de cel
Endocytose: opnemen stoffen
-> endosoom.

Slide 30 - Slide

begrippen blz 42.
Exocytose:Blaasjes naar buiten de cel
Endocytose: opnemen stoffen-> endosoom.
Endosoom kan worden verteerd door een lysosoom (blaasje met verteringsenzymen).
Verschillende stoffen kunnen worden opgenomen. Wordt er voeding opgenomen dan heet dat fagocytose.
voedingsvacuole:blaasje met voedseldeeltje bij eencelligen

Slide 31 - Slide

Maken
47 t/m 51

Slide 32 - Slide

35 A
Of: 250 x 0,9 : 100 =2,25
Of: 991 + 9 =1000. Je wilt 250, dus 9:4=2,25
250
0,25
2,25
100%
0,1%
0,9

Slide 33 - Slide

35B
Deze hebben we in de les gedaan.
19 ml water + 1 gr zout

Slide 34 - Slide

35 C
Totale gewicht= 3+2+20 =25

25
0,25
3
2
100%
1%
12%
8%

Slide 35 - Slide

36
1 PPM =0,0001%


1 PPM
400 PPM
0,0001%
0,04 %

Slide 36 - Slide

37A
1 glas bier =250 ml
2 glazen=500 ml
alcohol=5%

500 ml
5
25
100%
1%
5%

Slide 37 - Slide

37B
massa: 800 g/ L
= 0,8 g/mL
25 ml binnengekregen.
Dus: 25 x 0,8=20 gram
800 gram
?
1 L
1 mL

Slide 38 - Slide

38
In afbeelding 37 zie je dat diffusie sneller gaat in de lucht dan in water, doordat de moleculen minder dicht op elkaar zitten. Zo kunnen de moleculen sneller grotere afstanden afleggen.

Slide 39 - Slide

39
Dit noem je semipermeabel of een selectief permeabel membraan.

Slide 40 - Slide

40
Bij osmose gaat water van een hoge concentratie water naar een lage concentratie water.
Of: water gaat van een lage concentratie opgeloste stoffen naar een hoge concentratie opgeloste stoffen.

Slide 41 - Slide

41
A:In het deel van de bak met een concentratie van 8%.
B: 6%

Slide 42 - Slide

42A
4%
8%
concentratie suiker
Laag
concentratie suiker
Hoog
concentratie water
Hoog
concentratie water
Laag

Slide 43 - Slide

42
B: Nee, want suikermoleculen kunnen niet door de semipermeabele wand heen.

C: Ja, water gaat van 4% naar 8%.

D: In de bak met 8%, omdat daar de osmotische waarde het hoogst is.

Slide 44 - Slide

42
E: Links in de bak zal het vloeistofniveau dalen en rechts in de bak zal deze stijgen.

F: Links in de bak zal de concentratie stijgen, rechts in de bak zal de concentratie dalen.

Slide 45 - Slide

Klaar met opdrachten maken
En ook met nakijken?
Dan wil ik graag dat je de rest van de tijd gebruikt om een begrippenlijst voor jezelf te maken. Neem daarvoor alle blauwe woorden over en zoek de betekenis ervan op.

Slide 46 - Slide