Recessie= De vraag naar producten is laag, productie in totaal groeit niet maar krimpt.
Liquiditeiten= Snelheid waarin een onderneming haar rekeningen op de korte termijn kan betalen.
Neerwaartse starheid= Betekent dat lonen niet/nauwelijks willen dalen, ondanks de recessie en de lagere vraag naar arbeid.
Conjunctuur= Verandering van het groeipercentage van de economie of de productie op de korte termijn.