10. 7 feb: literatuur 1

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, verhalenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Communiceren doe je samen 2
Welkom havo 4

Op tafel:
Map/schrift, pen, oefenboek, verhalenbundel

  • Jas uit en over je stoel.
  • Telefoon in je tas.
  • Tas op de grond.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
  • Huiswerk bespreken
  • PTO lesstof
  • Startopdracht
  • Uitleg
  • Aan de slag
Vandaag vrijdag 7 februari:

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken - pg 102 opdracht 1-4
  • 1 Het argumentatieschema is het verband dat bestaat tussen standpunt en argument.
  • 2 a Het verzwegen argument laat het verband zien tussen het standpunt en het argument. Het maakt duidelijk of het gaat om een argumentatie op basis van kenmerken, van vergelijking of van causaliteit.
  • b Er zijn bij ieder schema ‘standaardvragen’ te stellen. Als je weet welk schema het is, dan weet je ook welke vragen je kunt stellen om het schema (de redenering) aan te vallen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Huiswerk bespreken - pg 102 opdracht 1-4
  • 3 a Bijvoorbeeld: Ik zou hem niet vertrouwen als ik jou was. Hij liegt heel vaak.
  • b Bijvoorbeeld: Maak nou gewoon direct je huiswerk, dan heb je het maar gehad.
  • c Wanneer je een voorbeeld gebruikt in een argumentatie, dan doe je dat omdat dat voorbeeld relevante kenmerken heeft die jouw standpunt ondersteunen. Datzelfde geldt voor voor- en nadelen, die zijn ook kenmerkend voor het dilemma of het probleem. Beide argumentaties zijn verfijningen van de groep ‘argumentaties op basis van kenmerken’. De mogelijke aanval is voor al deze schema’s dan ook hetzelfde.
  • 4 In een argumentatieschema gaat het om het verband tussen het (verzwegen) argument en de conclusie. Een argumentatiestructuur gaat over welke plaats argumenten ten opzichte van elkaar hebben.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Nieuwe lesstof                      Herhalende lesstof:







Communicatie: 
les 19, 20, 21, 22

Literatuur: 
les 1, 2, 3
les 11, 12, 13, 14
Communicatie: 
les 2, 3, 4, 5, 6

Literatuur: 
Stijlfiguren pg. 158-159

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Poëzieopdracht
Straks zie je 4 gedichten die in de openbare ruimte hangen. 
Beantwoord de volgende vragen in je schrift per gedicht. 

1. Heeft de lay-out iets met de inhoud van het gedicht te maken? Hoe? 
2. Wat kun je zeggen over de grootte van de letters en de witruimte? 
3. Behoort deze tekst tot de poëzie of de proza? 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

2

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

3

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

4

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Poëzieopdracht
Straks zie je 3 gedichten die in de openbare ruimte hangen. 
1. Heeft de lay-out iets met de inhoud van het gedicht te maken? Hoe? 
2. Wat kun je zeggen over de grootte van de letters en de witruimte? 
3. Behoort deze tekst tot de poëzie of de proza? 

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Proza

  • Lopende tekst
  • De tekst wordt niet onderbroken door witregels

Poëzie

  • De regels mogen worden afgebroken als de schrijver dat wil
  • De schrijver bepaalt wanneer een zin afgebroken wordt
  • Vaak wordt er gebruik gemaakt van veel wit

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Poëzie: 
De dichter beslist waar een zin eindigt.
Proza
De tekst is gelijk verdeeld over de hele pagina.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Theorie

  • literatuur, proza, poëzie, kort verhaal, novelle, roman
  • fictie, non-fictie, autobiografisch, biografisch, alter ego, autofictie
  • genre, personages, gebeurtenissen, vertelperspectief, tijd, ruimte, setting, thema, motief
  • stijlfiguren
  • hoofdpersonen, bijfiguren
Welke begrippen ken je niet? 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Het vertellen van verhalen - Literatuur H11 

- Verhaaltheorie - narratologie: begrippen die nodig zijn om kritisch over verhalen te praten.
- grondelementen:
  1. tijd 
  2. vertelperspectief
  3. personages
  4. gebeurtenissen
  5. ruimte



Maak aantekeningen!

Slide 15 - Slide

Tot hier gekomen
Communiceren doe je samen 2
Het vertellen van verhalen - Literatuur H11 

1. Tijd 
Welke begrippen horen hier bij? 
  • Flashback (terugblikken)
  • Flash forward (vooruitwijzen)
  • chronologie
  • tijdsversnelling
  • tijdsvertraging/tijdverdichting
  • tijdsprong
  • verteltijd
  • vertelde tijd

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Tijd:

  • Vertelde tijd: de tijd in het verhaal: 15 jaar, 1 dag. 
  • Verteltijd: de tijd die het kost om het verhaal te lezen: 5 uur, twee weken

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Verhalenbundel - verhaal 2: 

Brommer op zee - J.M.A. Biesheuvel

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Kijk naar het verhaal 'Brommer op zee' en maak de vragen.
  1. Wie is de hoofdpersoon?
  2. Waar speelt het verhaal zich af?
  3. In welke tijd speelt het verhaal?
  4. Door wiens ogen kijk je naar het verhaal?
  5. Wat leer je door dit verhaal? 
timer
10:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Kijk naar het verhaal 'Brommer op zee' en maak de vragen.
  1. Wie is de hoofdpersoon?
  2. Waar speelt het verhaal zich af?
  3. In welke tijd speelt het verhaal?
  4. Door wiens ogen kijk je naar het verhaal?
  5. Wat leer je door dit verhaal? 

Klaar? Maak opdracht 5 op pagina 156 van je oefenboek.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Communiceren doe je samen 2
Maak opdracht 5 op pagina 156. 

Schrijf je antwoorden op. 
timer
12:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Begrippen uit deze les
Flashback (terugblikken)
Flash forward (vooruitwijzen)
chronologie
tijdsversnelling
tijdsvertraging/tijdverdichting
tijdsprong
verteltijd
vertelde tijd

Slide 24 - Slide

This item has no instructions