This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Herhaling hst 1
inkomen en welvaart
Slide 1 - Slide
primaire behoeften
secundaire behoeften
Slide 2 - Drag question
Je wilt naar de bioscoop. Welke 2 middelen heb je nodig om in deze behoefte te voorzien?
Slide 3 - Open question
Welk begrip wordt hieronder beschreven? Je kunt niet gaan werken en tegelijkertijd naar de bioscoop, je zult een keuze moeten maken
A
keuzes maken
B
wikken en wegen
C
prioriteiten stellen
Slide 4 - Quiz
zonlicht, regenwater en frisse lucht vallen onder.....
A
collectieve goederen
B
overheidsvoorzieningen
C
gratis goederen
D
vrije goederen
Slide 5 - Quiz
schaarse goederen zijn
A
goederen waarvoor je niets hoeft te betalen
B
goederen waarvoor je productiemiddelen nodig hebt
C
goederen waarvoor je geld nodig hebt
Slide 6 - Quiz
collectieve goederen
vrije goederen
Slide 7 - Drag question
je kunt in je behoeften voorzien door:
A
te consumeren en te produceren
B
te consumeren en kopen
C
te produceren en zelfvoorziening
D
te consumeren en door zelfvoorziening
Slide 8 - Quiz
Wanneer is er sprake van commerciële beïnvloeding?
A
een bekende blogger vertelt over een nieuwe videogame
B
een vriendin raadt je aan om een product zeker NIET te kopen
Slide 9 - Quiz
jongeren belangrijke doelgroep
Slide 10 - Mind map
commerciele reclame
ideele reclame
merkreclame
informatieve reclame
Slide 11 - Drag question
de 6 p's van de marketingmix
Slide 12 - Mind map
een fabrikant massaal boycotten is een voorbeeld van:
A
commerciële beïnvloeding
B
klantenontevredenheid
C
consumer power
D
consumentenorganisatie
Slide 13 - Quiz
1. informatie geven over je rechten en plichten als consument 2. informatie over producten geven 3. acties voeren bij fabrikanten of overheid
Welk begrip wordt hier bedoeld?
A
consumer power
B
consumentenrecht
C
consumentenorganisaties
D
vergelijkingssites
Slide 14 - Quiz
voorbeelden van maatschappelijke kosten zijn:
A
geluidsoverlast, milieuvervuiling, uitbuiten van arbeiders
B
uitbuiting van arbeiders, in ploegendienst werken, je ziekmelden
C
geluidsoverlast, te kort aan personeel, en milieuvervuiling
Slide 15 - Quiz
milieukeurmerk
keurmerk voor dierenwelzijn
keurmerk betere arbeidsomstandigheden
Slide 16 - Drag question
oorzaken van inkomensverschillen
Slide 17 - Mind map
Noem 2 voorbeelden van inkomen uit arbeid
Slide 18 - Open question
wat hoort er bij inkomen uit bezit?
A
winst, pacht, rente, huur
B
dividend, rente, pacht, winst, loon
C
dividend, pacht rente,en huur
D
pacht, rente, dividend en loon
Slide 19 - Quiz
1. De Lorenzcurve geeft aan hoe rijk een land is 2. De Lorenzcurve geeft aan hoe het inkomen in een land is gedeeld 3. hoe krommer de curve (lijn), hoe eerlijker het inkomen is verdeeld
A
1 en 2 zijn juist
B
2 en 3 zijn juist
C
1 en 3 zijn juist
D
1 en 3 zijn onjuist, 2 is juist
Slide 20 - Quiz
In een doos zitten 120 candybars. 23% procent van de candybars bestaat uit Twix. Bereken hoeveel procent van de inhoud bestaat uit Twix.
A
120: 23 x 100 = 27,6%
B
120: 100 x 23 = 27,6%
Slide 21 - Quiz
1. het modale inkomen is het gemiddelde inkomen van een persoon 2. het modale inkomen is het inkomen dat het vaakst voorkomt. 3 het modale inkomen in ongeveer €2.250 netto per maand
A
1, 2, en 3 zijn juist
B
1,2, en 3 zijn onjuist
C
1 en 2 zijn juist
D
2 en 3 zijn juist
Slide 22 - Quiz
Welke formule gebruik je op uit te rekenen hoeveel procent een getal van iets is?
A
(nieuw - oud) : oud x 100
B
Deel : geheel x 100
Slide 23 - Quiz
In een doos zitten 700 balpennen. 175 balpennen zijn blauw. Hoeveel procent van de balpennen in blauw?
A
(700 - 175) : 700 x 100= 25%
B
( 700 - 175) : 175 x 100= 25%
C
175: 700 x 100 = 25%
Slide 24 - Quiz
Vorig jaar zaten en 140 leerlingen in de bovenbouw van het VVC. Dit jaar zijn het er 158. Met hoeveel procent is het aantal bovenbouw leerlingen op het VVC gestegen?
A
(140 - 158 ) : 158 x 100 = 12,9%
B
(140 - 158) : 140 x 100 = 12,9%
C
(158-140) : 158 x 100 = 12,9%
Slide 25 - Quiz
Inkomen uit overdracht betekent dat je er veel moeite voor moet doen, zoals een uitkering of huurtoeslag