What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
werkwoorden 2
Werkwoordspelling
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 6-8
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
In welke tijd staat deze zin
Slide 2 - Slide
De auto strandt langs de snelweg.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 3 - Quiz
Joris en Ellen hebben met elkaar gedanst.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 4 - Quiz
Volgens mij hebben we elkaar al ontmoet.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quiz
Loes vierde haar verjaardag in het zwembad.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 6 - Quiz
De jongen redde de hond.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 7 - Quiz
Het heeft vannacht verschrikkelijk gestormd en geregend.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Video
Wat is de stam van rennen?
A
renn
B
ren
C
renne
D
reen
Slide 10 - Quiz
Wat is de stam van blozen?
A
blos
B
bloos
C
blooz
D
bloz
Slide 11 - Quiz
Wat is de stam van sterven?
A
sterf
B
sterven
C
sterv
D
stervt
Slide 12 - Quiz
Wat is de stam van graven?
Slide 13 - Open question
Wat is de stam van erven?
Slide 14 - Open question
Jij .......
(boren, tt) een gat in de muur.
Slide 15 - Open question
Hij ......
(slapen, tt) op zolder.
Slide 16 - Open question
De jongen .......
(raden, tt) het goede antwoord.
Slide 17 - Open question
Huub .......
(meten, tt) de omvang van zijn armen.
Slide 18 - Open question
vermoorden
De dader heeft de man
Slide 19 - Open question
belanden
Hij is in het bos ...
Slide 20 - Open question
verrekken
Hij heeft zijn enkelbanden ...
Slide 21 - Open question
verdwalen
De ... kleuter liep verloren rond.
Slide 22 - Open question
Jan (reizen) naar Australië.
Vul de goede vervoeging in de tegenwoordige tijd.
Slide 23 - Open question
De man (betreden) zijn huis.
Slide 24 - Open question
De jongen (boffen) met de zak snoep die hij kreeg. [Vul de verleden tijd in]
Slide 25 - Open question
More lessons like this
WERKWOORDSPELLING (tt, vt, volt.t)
April 2020
- Lesson with
17 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
WERKWOORDSPELLING (tt, vt, volt.t)
July 2019
- Lesson with
14 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
Werkwoordspelling herhalen
March 2023
- Lesson with
24 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7
Les 3 huiswerk
February 2023
- Lesson with
23 slides
Spelling
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1-3
WERKWOORDSPELLING (tt, vt, volt.t)
March 2024
- Lesson with
14 slides
Spelling
Basisschool
Groep 6
Werkwoordspelling herhalen
September 2019
- Lesson with
22 slides
Spelling
Basisschool
Groep 7
Werkwoordspelling
June 2024
- Lesson with
23 slides
Spelling
MBO
NN1 les 5: Spelling ww tegenwoordige tijd.
September 2022
- Lesson with
40 slides
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1