This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Werkwoord spelling
Slide 1 - Slide
waarom is werkwoordspelling belangrijk?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
Raak niet gelijk in paniek als je nog niet alles begrijpt.
Er komt heel veel herhaling.
We gaan eerst oefenen met zinnen, de persoonsvorm zoeken en het bekijken of zinnen in de verleden tijd (gisteren)of tegenwoordige tijd (nu) staan.
Slide 4 - Slide
werkwoordspelling
Slide 5 - Slide
In welke tijd staat deze zin?
Zet het woordje nu of gisteren in de zin om te kijken of de zin in de v.t. of t.t. staat.
Slide 6 - Slide
De auto strandt langs de snelweg. (De auto strandt nu langs de snelweg) (De auto strandt gisteren langs de snelweg) fout want dan zou het strandde moeten zijn!
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 7 - Quiz
Joris en Ellen dansen met elkaar.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 8 - Quiz
Loes vierde haar verjaardag in het zwembad.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 9 - Quiz
De jongen redde de hond.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 10 - Quiz
Vannacht regende en stormde het verschrikkelijk.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 11 - Quiz
De coach wisselt de speler.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 12 - Quiz
Probeer nu dit....
Slide 13 - Slide
boren (tegenwoordige tijd) Jij ....... een gat in de muur.
Slide 14 - Open question
slapen t.t. Hij .....op zolder.
Slide 15 - Open question
meten t.t Huub .......de omvang van zijn armen.
Slide 16 - Open question
zijn t.t. Hij ... in het bos beland.
Slide 17 - Open question
verdwalen (t.t) De kleuter ..... in het winkelcentrum.
Slide 18 - Open question
Let op!
Als jij loopt. Dan krijg je een t achter de ik- vorm in de t.t.
Bij loop jij. Staat jij achter het werkwoord en krijg je de ik- vorm.