Werkwoorden in het Nederlands

Werkwoorden in het Nederlands
1 / 25
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkwoorden in het Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je alle werkwoordsvormen in het Nederlands begrijpen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over werkwoorden in het Nederlands?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden zijn woorden die een actie, toestand of gebeurtenis uitdrukken.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Infinitief
De infinitief is de basisvorm van een werkwoord.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd geeft een actie of toestand aan die op dit moment plaatsvindt.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd
De verleden tijd geeft een actie of toestand aan die in het verleden heeft plaatsgevonden.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voltooide tijd
De voltooide tijd geeft een actie of toestand aan die in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooide tijd
De onvoltooide tijd geeft een actie of toestand aan die in het verleden begonnen is, maar nog niet is afgelopen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Toekomende tijd
De toekomende tijd geeft een actie of toestand aan die in de toekomst zal plaatsvinden.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Gebiedende wijs
De gebiedende wijs wordt gebruikt om een bevel, verzoek of advies uit te drukken.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Onbepaalde wijs
De onbepaalde wijs wordt gebruikt om een onbepaalde actie of toestand uit te drukken.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Vraagvorm
De vraagvorm wordt gebruikt om een vraag te stellen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Negatieve vorm
De negatieve vorm wordt gebruikt om een ontkenning uit te drukken.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Regelmatige werkwoorden
Regelmatige werkwoorden volgen een vast patroon bij het vervoegen.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden volgen geen vast patroon bij het vervoegen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Werkwoordsvormen
Vorm zinnen met de gegeven werkwoorden in de juiste vorm: lopen, eten, slapen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Regelmatige en onregelmatige werkwoorden
Vervoeg de gegeven werkwoorden in de juiste tijd: hebben, zijn, worden.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oefening: Werkwoordsvormen in context
Schrijf een kort verhaal waarin je de gegeven werkwoorden in verschillende tijden gebruikt: werken, studeren, reizen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting
Werkwoorden zijn woorden die een actie, toestand of gebeurtenis uitdrukken. We hebben verschillende werkwoordsvormen geleerd, zoals de tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooide tijd, onvoltooide tijd, toekomende tijd, gebiedende wijs, onbepaalde wijs, vraagvorm en negatieve vorm.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Beantwoord de volgende vragen om je begrip van werkwoorden te testen.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Bronnen
- Nederlandse grammatica: www.grammaticanederlands.nl
- Werkwoorden vervoegen: www.werkwoordwijzer.nl

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 24 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 25 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.