Welke stijlfiguur is gebruikt? Kies uit: herhaling, tegenstelling, opsomming, drieslag, climax, omgekeerde climax.
- in februari is het altijd raak: regen, regen en nog eens regen.
- eerst het zuur, dan het zoet
- Ik kwam, ik zag en ik overwon.
- In de supermarkt waren verschillende producten in de aanbieding: aardappels, peren, koekjes en cola.
- Lara is haar reis lopend begonnen, daarna ging ze verder op de fiets, toen met de auto en ze heeft de reis afgerond met het vliegtuig.