Klas 1 week 48 les 1 2021

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar
Naslag - Arrêt Chapitre 2 - 
Phrases clés G
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de zinnen van PC G op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar
Naslag - Arrêt Chapitre 2 - 
Phrases clés G
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de zinnen van PC G op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood

Slide 1 - Slide

Weektaak vorige week
Leerwerk:
* Schrijf op het blaadje welke woorden je kent rondom het thema eten & drinken

* Schrijf het hele rijtje persoonlijke voornaamwoorden op + vertaling in het Frans & en de uitgangen van de werkwoorden op -er

Slide 2 - Slide

Voorbeelden woorden rondom eten & drinken

la boulangerie - de bakkerij
le croissant - de croissant
la baguette - het stokbrood
le fromage - de kaas
faire les courses - boodschappen doen
j’ai faim - ik heb honger       j’ai soif - ik heb dorst
Schrijf deze woorden op in jouw persoonlijke woordenlijst

Slide 3 - Slide

Uitleg quickscan vocabulaire
Lees alvast de toetsinformatie van de kennistoets van 14 maart door.

Éen van de onderdelen is de quickscan vocabulaire
Hiervoor maak je een persoonlijke woordenlijst rondom thema's
Op de toets word je gevraagd om de woorden van deze thema's Frans-Nederlands op te schrijven.

Slide 4 - Slide

Check weektaak - leerwerk
Uitgangen werkwoord op -er
je + e     je parle
tu + es     tu parles
il/elle/on + e    il/elle/on parle
nous + ons     nous parlons
vous + ez   vous parlez
ils/elles + ent    ils/elles parlent

Slide 5 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Weet ik waar ik de informatie over inleveropdracht schrijfvaardigheid (SV) kan vinden en waar ik deze opdracht moet inleveren.
- Weet ik hoe ik de ontkenning gebruik in het Frans




Slide 6 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Bij opdracht 35 in de weektaak ga je een inschrijfformulier in het Frans invullen in hele zinnen.

De inleveropdracht schrijfvaardigheid (SV) met als uiterlijke inleverdatum 29 november is ook een inschrijfformulier, waarbij je ook in hele zinnen in het Frans moet invullen en deze inlevert in It's Learning voor cijfer.

Slide 7 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Je gaat naar een instructiefilmpje kijken over de ontkenning

Maak aantekeningen

Daarna gaan we deze kennis toepassen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Les lunettes

Slide 10 - Slide

Stappenplan
1: Bepaal wat de persoonsvorm in de zin is.

2: Plaats ne voor de persoonsvorm.

3: Plaats pas achter de persoonsvorm.

Slide 11 - Slide

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 12 - Slide

houden van = aimer
Hoe zeg/schrijf je: jij houdt van en
jij houdt niet van

Slide 13 - Open question

jij houdt van = tu aimes
jij houdt niet van = 
tu n'aimes pas


jij = tu
tu + stam ww + es

Slide 14 - Slide

vinden = trouver
Hoe zeg/schrijf je: jullie vinden
jullie vinden niet

Slide 15 - Open question

jullie vinden = vous trouvez
jullie vinden niet = vous ne trouvez pas


jullie = vous
vous + stam ww + ez

Slide 16 - Slide

zoeken = chercher
Hoe zeg/schrijf je: wij zoeken
wij zoeken niet

Slide 17 - Open question

wij zoeken = nous cherchons
wij zoeken niet = nous ne cherchons pas


wij = nous
nous + stam ww + ons

Slide 18 - Slide

kijken = regarder
Hoe zeg/schrijf je: zij kijken
zij kijken niet

Slide 19 - Open question

zij kijken = ils/elles regardent
zij kijken niet = ils/elles ne regardent pas 

zij = ils (mannelijk meervoud)
zij = elles (vrouwelijke meervoud)
ils/elles + stam ww + ent

Slide 20 - Slide

bellen = téléphoner
Hoe zeg/schrijf je: zij belt
zij belt niet

Slide 21 - Open question

zij belt = elle téléphone
zij belt niet = 
elle ne téléphone pas


zij = elle
elle + stam ww + e

Slide 22 - Slide

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 23 - Slide