Klas 1 week 48 les 2 2021

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 2
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca E + G op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

                            Lesdoelen (buts)


Je gaat nieuwe Franse woorden leren die te maken hebben met eten/drinken!

Luisteren - Opschrijven - Leren
Geluidsniveau: STIL
Wat ga je doen?
Ga naar Arrêt Chapitre 2
Schrijf in jouw vocabulaireschrift/map 
met een vouw in het midden
links: Frans
rechts: Nederlands
de woorden/zinnen van voca E + G op
Klaar? Bedek de Nederlandse vertaling en kijk welke zinnen je al kent. Werk met * een potlood

Slide 1 - Slide

Nog iets op jouw DPF noteren?

Slide 2 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:

- Heb ik weer geoefend met het vervoegen van de de werkwoorden op -er 




Slide 3 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Werkwoorden op -er vervoegen oefenen
Ken je het rijtje al uit jouw hoofd?
Stam van het werkwoord = - er dus arriver = stam arriv + uitgang:
Je + e                                     nous + ons
tu + es                                    vous + ez
il/elle/on + e                         ils/elles + ent

Slide 4 - Slide

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 5 - Slide

helpen = aider
Hoe zeg/schrijf je: jij helpt

Slide 6 - Open question

jij helpt = tu aides
jij = tu
tu + stam ww + es

Slide 7 - Slide

vinden = trouver
Hoe zeg/schrijf je: jullie vinden

Slide 8 - Open question

jullie vinden = vous trouvez
jullie = vous
vous + stam ww + ez

Slide 9 - Slide

zoeken = chercher
Hoe zeg/schrijf je: wij zoeken

Slide 10 - Open question

wij zoeken = nous cherchons
wij = nous
nous + stam ww + ons

Slide 11 - Slide

kijken = regarder
Hoe zeg/schrijf je: zij kijken

Slide 12 - Open question

zij kijken = ils/elles regardent
zij = ils (mannelijk meervoud)
zij = elles (vrouwelijke meervoud)
ils/elles + stam ww + ent

Slide 13 - Slide

bellen = téléphoner
Hoe zeg/schrijf je: zij belt

Slide 14 - Open question

zij belt = elle téléphone
zij = elle
elle + stam ww + e

Slide 15 - Slide

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 16 - Slide