W3: Taalverzorging: Spelling samenstellingen en liggend streepje

Leerdoelen Taalverzorging
19. Ik kan van twee of meer woorden de juiste samenstelling spellen.
23. Ik weet wanneer een woord aaneengeschreven of los geschreven moet worden en pas dit toe.
24. Ik weet wanneer in een woord het liggend streepje gebruikt moet worden en pas dit toe.
28. Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje kan gebruiken en pas dit toe

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

Items in this lesson

Leerdoelen Taalverzorging
19. Ik kan van twee of meer woorden de juiste samenstelling spellen.
23. Ik weet wanneer een woord aaneengeschreven of los geschreven moet worden en pas dit toe.
24. Ik weet wanneer in een woord het liggend streepje gebruikt moet worden en pas dit toe.
28. Ik weet wanneer ik een weglatingsstreepje kan gebruiken en pas dit toe

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Je schrijft een tussen -n wanneer...
A
het meervoud van het linkerdeel van het woord eindigt op -en
B
het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is
C
het meervoud van het linkerdeel van het woord een zelfstandig naamwoord is en eindigt op -en
D
Geen van bovenstaande antwoorden is goed

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de eerste stap die je moet zetten om te zien of het woord geschreven moet worden met een tussen -n?
A
Je splitst het woord op.
B
Je kijkt of het een meervoud heeft op -en.
C
Je kijkt of er bijzonderheden zijn.
D
Je kijkt of het eerste woord een zn is.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je dit woord?
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Met of zonder tussen-n?
A
kattebak
B
kattenbak

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Met of zonder tussen-n?
A
hogeschool
B
hogenschool

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Met of zonder tussen-n?
A
spinnenwiel
B
spinnewiel

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Waarom schrijf je maneschijn zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Het eerste woord heeft 2 meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Waarom schrijf je horlogemaker zonder tussen-n?
A
Je hebt er maar 1 van.
B
Dit woord heeft twee meervouden.
C
Het woord heeft alleen een meervoud op -s.
D
Het juiste antwoord staat er niet tussen.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

Aan elkaar of los?
twaalf duizend
A
twaalfduizend
B
twaalf duizend

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Aan elkaar of los?

A
driemiljard
B
drie miljard

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Tussen -s ?
A
meisjesstemmen
B
meisjestemmen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Welke samenstellingen zijn goed gespeld? (tussen -s)
A
publiekjury
B
staatssecretaris
C
landingssnelheid
D
aanvangsalaris

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Tussen S
A
Dorpsstraat
B
Dorpstraat

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wel of geen tussen-s?

drug + overlast
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quiz

vergelijk ook: drug + verslaafde
Wel of geen tussen-s?

station + chef
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Bijvoorbeeld station + hal
Wat is de overtreffende trap
van juist?
A
juist - juister - best
B
juist - juister - meest juist
C
juist - juiste - meest juist
D
juist - juister - juistst

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

trappen van vergelijking
meest kritisch=
A
vergelijkende trap
B
overtreffende trap
C
vergrotende trap

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de overtreffende trap van goed?
A
goed
B
beter
C
best

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

De overtreffende trap van toeristisch is
A
toeristisch
B
toeristischer
C
toeristischst
D
meest toeristisch

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de volgorde van de trappen van vergelijking van ...?

lief
A
lief, liefer, liefst(e)
B
liefst(e), liever, lief
C
lief, liever, liefst(e)
D
liever, lief, liefst(e)

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

De trappen van vergelijking:
dwaas-dwazer-...
A
dwaasts
B
dwazerst
C
dwaast

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Je gebruikt bij de trappen van vergelijking 'als'....
A
als iemand minder is dan een ander
B
als iemand meer is dan een ander
C
als iemand/iets gelijk is aan elkaar

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions




Wat is de overtreffende trap van 'weinig'?
A
weinige
B
weinigst
C
minder
D
minst

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Trappen van vergelijking
kleinst =
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions