4.1 Sta je sterk in je werk?

4.1 Sta je sterk in je werk?
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.1 Sta je sterk in je werk?

Slide 1 - Slide

+

Slide 2 - Slide

Wat is een
arbeidsovereenkomst?

Slide 3 - Mind map

Wat staat er in een
arbeidsovereenkomst?

Slide 4 - Mind map

Waar staat de afkorting CAO voor?

Slide 5 - Open question

Inhoud:

  • 4.1 Sta je sterk in je werk?
  • 4.2 Waar kun je werken?
  • 4.3 Kun je aan het werk?
  • 4.4 Werk voor iedereen?

Slide 6 - Slide

Bescherming van werknemers
Door overheid:
  • Recht op wettelijk minimumloon
  • Recht op doorbetaling van loon bij ziekte (max. 2 jaar)
  • Uitkering
* bij werkloosheid (WW)
* bij arbeidsongeschiktheid (WIA)

Slide 7 - Slide

Bescherming van werknemers
Door overheid:
  • Arbowet (voor arbeidsomstandigheden)
  • Arbeidstijdenwet
  • Ontslagbescherming:
  • werkgever moet toestemming hebben (van UWV of rechter)
Door vakbond:
  • Cao
* lonen, duur werkweek, vakantiedagen, scholing


Slide 8 - Slide

Economisch zelfstandig?

Je bent economisch zelfstandig
  • als je eigen inkomen = minstens het sociaal minimum
  •                 = bijstandsniveau = 70% van het  minimumloon

Slide 9 - Slide

1 op 3 vrouwen niet econ. zelfstandig
  • vaker deeltijdbaan (waarom?)
 oplossing?
  • vaak werk in minder goed betalende sectoren
 (o.a. zorg, horeca)
  • minder vaak een topfunctie
  • (onbewuste) achterstelling

Slide 10 - Slide

Algemene wet gelijke behandeling
Bij sollicitatie mag niemand worden achtergesteld vanwege:
  • religie (godsdienst)
  • leeftijd
  • afkomst
  • gender/geslacht
Recht op: gelijke beloning voor gelijk werk & gelijke kansen bij solliciteren



Slide 11 - Slide

Mensen met een beperking
  • Vinden over het algemeen minder makkelijk een baan
  • Bedrijven kunnen subsidie krijgen - helpt onvoldoende

Slide 12 - Slide

Waarom werken?
Arbeidsmotieven:
  • Inkomen verdienen
  • Talent ontplooien, jezelf ontwikkelen
  • Je nuttig maken, zinvol bezig zijn
  • Sociale contacten: met collega’s en/of klanten
  • Regelmaat in je tijdsindeling

geldt ook voor onbetaald werk

Slide 13 - Slide

Soorten werk
Wit werk:
  • betaald werk,
  • arbeidscontract,
  • inhouding loonbelasting en sociale premies,
  • geregistreerd, werk in de formele sector.

Zwart werk:
  • betaald werk,
  • geen contract,
  • geen belasting en premies,
  • niet verzekerd,
  • niet geregistreerd, informele sector
  • verboden.

Grijs werk:
  • onbetaald werk:
  • vrijwilligerswerk,
  • werk in eigen huishouden,
  • mantelzorg,
  • niet geregistreerd, informele sector.

Slide 14 - Slide

Ga zelf aan de slag!
We maken van paragraaf 4.1 opdracht 3, 5, 8, 9 en 11

Klaar?
Vergelijk je antwoorden met de persoon naast je en bespreek welk antwoord goed is daarna keuze uit:
- de herhalingsopdrachten van 4.1 of
- de samenvatting van 4.1 

Slide 15 - Slide

Lesdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik...
  1. hoe werknemers beschermd worden
  2. waardoor vrouwen economisch minder zelfstandig zijn dan mannen
  3. wie belemmeringen ervaren bij hun werk
  4. wat voor arbeidsmotieven er zijn en het belang van onbetaalde arbeid

Slide 16 - Slide

Wat is geen arbeidsmotief?
A
geld/loon
B
het communiceren met collega's
C
ontwikkeling
D
het zijn allemaal arbeidsmotieven

Slide 17 - Quiz

Een deeltijdbaan is....
A
Een baan waarin je zelf je tijd verdeelt.
B
Een baan waarin je op oproepbasis komt.
C
Een baan van minder dan 36 uur per week.
D
Een baan van minder dan 20 uur per week.

Slide 18 - Quiz

In de ‘Algemene wet gelijke behandeling’ staat onder andere
A
Mannen en vrouwen moeten evenveel verdienen
B
Vrouwen moeten voorrang krijgen
C
Mannen verdienen een betere baan dan vrouwen
D
Vrouwen verdienen een betere baan dan mannen

Slide 19 - Quiz

Een werkgever kan bij een sollicitatie verschillende redenen hebben om iemand niet aan te nemen.

Welke van de volgende redenen is in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling?
A
De sollicitant vraagt een te hoog salaris.
B
De sollicitant is te oud.
C
De sollicitant heeft de verkeerde opleiding.
D
De sollicitant heeft te weinig ervaring.

Slide 20 - Quiz

Wat is het sociaal minimum?
A
Het minimale bedrag dat je krijgt aan kinderbijslag
B
Het minimale bedrag om van te kunnen leven
C
Tijdelijk loon wanneer je geen werk hebt
D
Het minimumsalaris dat je krijgt als je werkt

Slide 21 - Quiz

In welke situatie is er sprake van "grijs werken" ?
A
Maria werkt als verpleegkundige 2 dagen per week
B
Opa Piet doet een krantenwijk om fit te blijven
C
Rick is timmerman en beunt op zaterdag een paar uurtjes
D
Nicole doet vrijwilligerswerk in het buurthuis

Slide 22 - Quiz

I: Vrijwilligerswerk is een voorbeeld van grijs werk.
II: Een drugsdealer werkt in de formele sector.
A
Beide zijn juist
B
1 is juist, 2 is onjuist
C
1 is onjuist, 2 is juist
D
Beide zijn onjuist

Slide 23 - Quiz