week 02 Spelling Les 2

Spelling Les 2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spelling Les 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
1. Je weet wanneer je wel of niet een  - N moet gebruiken bij telwoorden.
2. Je weet wanneer je getallen in letters of juist in cijfers moet schrijven.

Slide 3 - Slide

Programma
1. Nakijken H2 opdracht. 2 / 3 / 4
2. Instructiefilmpje getallen
3. Zelfstandig: Hoofdstuk 3 opdrt. 2 en 3
4. Huiswerk

Slide 4 - Slide

Nieuw Nederlands H2 opdrt. 2
1 enkele
2 enkele
3 beiden
4 beide
5 enigen
6 enige
7 sommige
8 weinigen



Slide 5 - Slide

Nieuw Nederlands H2 opdrt. 2
9 Velen, weinigen
10 alle
11 enkelen
12 Sommige, andere
13 meeste
14 laatsten
15 sommige
16 alle

Slide 6 - Slide

Nieuw Nederlands H2 opdrt. 3
1 aanwezigen
2 kleinste
3 zoute
4 ouderen, jongeren
5 rijke, arme
6 mijne
7 Beminde, geliefde, dierbaren, beminden
8 goeden, kwaden

Slide 7 - Slide

Nieuw Nederlands H2 opdrt. 3
9 beste
10 gehandicapten, blinde / blinden, dove / doven
11 beste, goedkoopste
12 bejaarde, jeugdige
13 daklozen
14 alle, gevaarlijkste
15 allergrootsten
16 besten

Slide 8 - Slide

Nieuw Nederlands H2 opdrt. 4
1 Bij zin a is de maaltijd alleen voor de arme stedelingen, bij zin b ook voor andere arme mensen (die niet uit de stad komen).
Bij zin c genieten alleen de andere schrijvers van het cabaret, bij zin d genieten andere mensen (waaronder ook schrijvers, maar niet alleen schrijvers) van het cabaret.
2 De ruiter is een mens en daarom zou je ‘beiden’ willen gebruiken, maar het paard is een dier en dan is ‘beide’ correct. Het is overigens in dit geval ‘beiden’.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Hoofdstuk 3 Spelling opdrt. 2 en 3

Slide 11 - Slide

Les devoirs 
Maken:

Hoofdstuk 3 opdrachten  2 en 3

Slide 12 - Slide