D2BTh5 B6 Zwangerschap en geboorte

 Zwangerschap en geboorte
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

 Zwangerschap en geboorte
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Leerdoel


1. Je leert welke veranderingen er in het lichaam van de vrouw plaatsvinden
   tijdens de zwangerschap

2. Je leert de delen van de baarmoeder met de embryo te benoemen

3. Je leert de functies en de kenmerken van de baarmoeder met de embryo





Slide 2 - Slide

Wat wil je vragen over relaties en seksualiteit?  
Schrijf je vraag op (zonder of met je naam). Elke les worden een paar vragen beantwoord.
Afspraak
Gebruik woorden die tijdens de les worden gebruikt. 
Geen onzinvragen, dat zou jammer zijn van de tijd :)
Vragen die gesteld worden, worden gesteld met respect voor iedereen, ongeacht de seksuele voorkeur.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

bevruchting
Bevruchting en innesteling
Je kunt het verhaal vanaf de eisprong t/m de innesteling vertellen

Slide 5 - Slide

In de baarmoeder
  • Het vruchtwater beschermt het embryo(stoten)
  • De vruchtvliezen zitten om het vruchtwater
  • De plaats waar innesteling plaatsvindt:  moederkoek/placenta
  • De Moederkoek is weefsel met veel bloedvaten

  • De navelstreng (met bloedvaten)  is met moederkoek verbonden.  
       Van de moeder gaan voedingsstoffen en zuurstof naar het kind.
       Van het kind gaan afvalstoffen en koolstofdioxide naar de moeder.

Slide 6 - Slide

Zwanger
Vijf tot zeven dagen na de ovulatie vindt de innesteling plaats van de bevruchte eicel.
Als na 28 dagen het baarmoederslijmvlies niet afgestoten wordt, vindt er geen menstruatie plaats.

De vrouw is dan zwanger.

Na de innesteling: geen menstruatie!

Slide 7 - Slide

Voeding van de embryo
Een embryo (foetus) is een kindje dat zich ontwikkelt in de baarmoeder.
Het baarmoederslijmvlies zorgt de eerst 2 weken voor de voeding van de embryo. 
Daarna krijgt de embryo de voeding vanuit de moederkoek, de placenta. Dit is een speciaal deel van de baarmoederwand / baarmoederslijmvlies. 

Het bloed van de moeder en de embryo stroomt daar vlak langs elkaar. Daardoor kunnen stoffen worden uitgewisseld. 
Zuurstof en voedingsstoffen gaan uit het bloed van de moeder naar het bloed van de embryo. Afvalstoffen en koolstofdioxide gaat van het bloed van de embryo naar het bloed van de moeder. Door de navelstreng is de embryo verbonden met de placenta.

Slide 8 - Slide

Embryo, placenta, navelstreng, baarmoeder en vagina
Embryo met 2 vruchtvliezen, vruchtwater en placenta (12 weken)
Binnen de 2 vruchtvliezen zit vloeistof, het vruchtwater. 
De embryo drijft in het vruchtwater en wordt beschermd tegen stoten, uitdroging en temperatuurverschillen. De embryo kan hierin ook gemakkelijk bewegen.
echoscopie
De embryo is zichtbaar in de baarmoeder

Slide 9 - Slide

Het lichaam van de moeder verandert tijdens de zwangerschap
De melkklieren in de borsten ontwikkelen zich. De borsten worden groter.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Bevalling
Na ongeveer 9 maanden volgt de geboorte (bevalling). 

Via de vagina komt de embryo naar buiten.


Fasen van het geboorteproces zijn:
- ontsluiting
- uitdrijving
- nageboorte

Slide 12 - Slide

Ontsluiting

Door weeën gaat de baarmoedermond open.
Weeën zijn samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand. Ze vinden met tussenpozen plaats.De weeën worden steeds krachtiger.


De vruchtvliezen breken.


Slide 13 - Slide

Uitdrijving

Als de baarmoedermond ver genoeg open is kan de embryo naar buiten.

Persweeën duwen de baby naar buiten.

Slide 14 - Slide

Na de geboorte
Bij de moeder:
Na de geboorte zijn er wat lichte weeën die de moederkoek, de vruchtvliezen en de rest van de navelstreng naar buiten duwen.

Bij de baby:
De baby begint meestal na de geboorte meteen te huilen.
De ademhaling is daarmee op gang gekomen.
De verloskundige maakt het mondje schoon.
De navelstreng wordt afgeklemd met klemmetjes
De navelstreng wordt doorgeknipt. 
Het stompje van de navelstreng valt er naar een paar dagen af. Op die plek ontstaat de navel. Het is een litteken op de buik. 

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Als je de pil slikt kun je
niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil slikt kun je zwanger worden
B
klopt, ook als je hem af en toe vergeet
C
klopt, mits je hem goed gebruikt

Slide 18 - Quiz


Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
D
Om de ovulatie mogelijk te maken

Slide 19 - Quiz


In welke periode vindt waarschijnlijk ovulatie plaats?
A
In de periode van dag 1 tot dag 3
B
In de periode van dag 13 tot dag 15
C
In de periode van dag 26 tot dag 28
D
Dat weet je niet, dat is elke 4 weken weer helemaal anders

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding zijn de veranderingen in het baarmoederslijmvlies van een zwangere vrouw gedurende een periode van 6 weken schematisch weergegeven.

In welke periode heeft de innesteling plaatsgevonden?
A
In periode P
B
In periode Q
C
In periode R
D
Tussen dag 28 en 35

Slide 21 - Quiz


nr. 1
A
moederwand
B
placenta
C
vruchtvlies
D
ovulatie

Slide 22 - Quiz


Wat gaat via nr. 1
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 23 - Quiz


nr. 3
A
baby
B
zygote
C
moeder
D
embryo

Slide 24 - Quiz


In welk deel vindt de innesteling van de bevruchte eicel plaats?
A
nr. 1
B
nr. 5
C
nr. 4
D
daar staat geen nummer bij

Slide 25 - Quiz


nr. 4
A
placenta
B
zygote
C
vruchtvlies
D
baarmoederwand

Slide 26 - Quiz


nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht

Slide 27 - Quiz


nr. 2
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
moederkoek

Slide 28 - Quiz


Wat gaat via nr. 2 naar de embryo?
A
zuurstof
B
voedingsstoffen
C
afvalstoffen
D
Antwoord A en B

Slide 29 - Quiz

Al vroeg in de ontwikkeling van een embryo van de mens wordt het hart gevormd. Hieronder staan twee beweringen over dit hart.
1. Door dit hart stroomt bloed dat afkomstig is van het embryo en bloed dat afkomstig is van de moeder.
2.Het hart pompt bloed door het embryo en door een deel van de placenta.
Welke van de beweringen is (zijn) juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
beide beweringen

Slide 30 - Quiz


Een zwangere vrouw neemt een geneesmiddel in. Dit geneesmiddel komt via haar bloed in de foetus terecht. Op welke van de genummerde plaatsen komt het geneesmiddel van het bloed van de moeder in het bloed van de foetus terecht?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 31 - Quiz

Drie beweringen over de betekenis van het vruchtwater voor het embryo.

1. Door vruchtwater wordt het embryo beschermd tegen schokken.
2. Uit het vruchtwater neemt het embryo de benodigde zuurstof op.
3. In het vruchtwater kan het embryo zich bewegen.

Welke beweringen is (zijn) juist?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
Alle

Slide 32 - Quiz


In de afbeelding is een deel van de placenta met een deel van de
navelstreng schematisch getekend.

Bloedvat P:

P
A
is zuurstofrijk, bevat veel afvalstoffen
B
is zuurstofrijk, bevat weinig afvalstoffen
C
is zuurstofarm, bevat veel afvalstoffen
D
is zuurstofarm, bevat weinig afvalstoffen.

Slide 33 - Quiz

De geboorte van een kind begint met samentrekking van spieren in de baarmoederwand. Hoe heten deze samentrekkingen?
A
ontsluiting
B
weeën
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 34 - Quiz

Bij de geboorte kunnen de volgende fasen worden onderscheiden.

1. de nageboorte
2. de ontsluiting
3. de uitdrijving

Wat is de juiste volgorde van deze fasen?
A
2-3-1
B
1-3-2
C
1-2-3
D
3-2-1

Slide 35 - Quiz


Tijdens welke fase van de geboorte
scheuren de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater weg?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 36 - Quiz


Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
na de geboorte (nageboorte)
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 37 - Quiz



Welke fase van de geboorte
zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 38 - Quiz

Welke fasen zijn er bij de bevalling?

Slide 39 - Open question

Wat is de functie van het huilen van een pasgeboren baby?

Slide 40 - Open question

Wat zijn weeën?

Slide 41 - Open question

Wat is een embryo?

Slide 42 - Open question

Vruchtvliezen, wat zijn dat?

Slide 43 - Open question

Wat is de placenta en wat is de functie?

Slide 44 - Open question

Functie van de vruchtvliezen:

Slide 45 - Open question

Zet in juiste volgorde:
weeën -- bevalling -- innesteling -- bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen -- de embryo ontwikkelt zich -- ovulatie -- bevruchting --

Slide 46 - Open question

Leerdoel


1. Je weet en kunt uitleggen welke veranderingen er in het lichaam van de vrouw 
   plaatsvinden tijdens de zwangerschap.

2. Je weet en kunt uitleggen welke delen van de baarmoeder met de embryo te
    herkennen zijn.

3. Je weet en kunt uitleggen wat de functies en kenmerken van de baarmoeder met
    de embryo er zijn.





Slide 47 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 48 - Mind map

Wat vind je nog lastig?
Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 49 - Mind map

Slide 50 - Video

Kindje


Na innesteling -> ontstaan alle organen


Na 8 wk-> al een klein mensje

nu groeit de embryo alleen nog maar ...

Slide 51 - Slide