2A_der_ein Groep herhaling en voorzetsels 4e nv_29.08

Herzlich Wilkommen!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herzlich Wilkommen!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
 
- Je begrijpt dat de functie van een zinsdeel de naamval bepaalt;
 - Je begrijpt dat de verbuiging van woorden afhangt van naamval en der-groep/ein-groep;
  - Je weet welke woorden bij de der-groep horen en welke woorden bij de ein-groep horen;
- Je kent de voorzetsels met de 4e naamval
                                       

Slide 2 - Slide

Naamvallen
Der Mann geht nach Hause.
Ich sehe den Mann.

Slide 3 - Slide

Wij gebruiken bij Duits een schema!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wanneer ook alweer....
1e naamval?
3e naamval?
4e naamval ?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin:
Der Mann schenkt unseren Kindern ein Buch
A
Der Mann
B
schenkt
C
unseren Kindern
D
ein Buch

Slide 8 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Sie bringt ihren Eltern eine Torte mit.
A
Sie
B
bringt ...... mit
C
ihren Eltern
D
eine Torte

Slide 9 - Quiz

.... Mann hat einen lieben Hund.
A
Der
B
Die
C
Dem
D
Den

Slide 10 - Quiz

Ich sehe .... Mann nicht mehr.
A
Der
B
Die
C
Den
D
Dem

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Deze man draagt een blauwe broek.
... Mann trägt eine blaue Hose.

A
Dies
B
Diese
C
Dieser
D
Dieses

Slide 13 - Quiz

Deze broek is blauw.
... Hose (v) ist blau.
A
Dies
B
Diese
C
Dieser
D
Dieses

Slide 14 - Quiz

Dat dier is wild.
.... Tier (o) ist wild.
A
Dies
B
Diese
C
Dieser
D
Dieses

Slide 15 - Quiz

Ik heb die man niet gezien.
Ich habe ... Mann nicht gesehen.
A
dies
B
diese
C
dieser
D
diesen

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Ik heb geen zin!
Ich habe ... Bock (m)!
A
kein
B
keine
C
keiner
D
keinen

Slide 18 - Quiz

Heb jij mijn sleutel gezien?
Hast du meinen Schlüssel(m) gesehen?
A
mein
B
meine
C
meinen
D
meiner

Slide 19 - Quiz

Mijn vader heet Albert.
... Vater heißt Albert.
A
Mein
B
Meine
C
Meinen
D
Meinem

Slide 20 - Quiz

Voorzetsels + vierde naamval
en persoonlijk voornaamwoorden

Slide 21 - Slide

De voorzetsels van de vierde naamval
durch
door
für
voor (ten behoeve / gunste van)
gegen
tegen
ohne
zonder
um
om
Na deze voorzetsels volgt dus de vierde naamval (Akkusativ) 

Slide 22 - Slide

Aufgaben
Maak opdracht 10 en 11
Opdracht 8 afmaken

Slide 23 - Slide