H4.7 Grammatica

4.7 Grammatica les 1
Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.7 Grammatica les 1
Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

 

Slide 1 - Slide

Even herhalen.
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 2 - Quiz

Wat is geen lidwoord?
A
de
B
het
C
die
D
een

Slide 3 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden
Aantekeningen:

  • Mensen, dieren dingen.
  • Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 
  • Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 4 - Slide

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 5 - Quiz

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 6 - Quiz

Je ziet een tekening
Schrijf zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden op. 

Slide 7 - Slide

timer
2:00000

Slide 8 - Slide

Klassikaal
Welke zelfstandige naamwoorden heb je gevonden?

Basis gaat aan de slag met opdracht 1 t/m 5
Ben je klaar >>> woordentrainer of je flitskaartjes leren

Slide 9 - Slide

Extra uitleg kader



Er komt nog een tekening aan. Nu ga je op zoek naar het bijvoeglijk naamwoord. 

Maar wat is dat ook alweer?

Slide 10 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden zeggen iets over het zelfstandig naamwoord!




'rood' is een 'gewoon' bijvoeglijk naamwoord. 
'plastic' is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord - zo noemen we bijvoeglijk naamwoorden die een materiaal beschrijven

Slide 11 - Slide

bijvoeglijk naamwoord:
Leg uit of geef een voorbeeld ervan

Slide 12 - Mind map

In de volgende tekening ga je op zoek naar zoveel mogelijk zelfstandig naamwoorden mét het bijvoeglijk naamwoord ervoor 





 bijvoorbeeld: de oude auto
of: het rode dak

Slide 13 - Slide

timer
2:50000

Slide 14 - Slide

Samen
Welke bijvoeglijke naamwoorden heb je gevonden?

Slide 15 - Slide

Wat zijn voorzetsels ook alweer?

Slide 16 - Mind map

Wat is GEEN voorzetsel?
A
hier
B
in
C
tussen
D
wegens

Slide 17 - Quiz

Voorzetsels zijn woorden als: 




Gebruik voor het vinden van het voorzetsel 
de kast of de vakantie
Een voorzetsel kun je altijd voor deze woorden zetten.

Slide 18 - Slide


Een voorzetsel...
A
geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan
B
staat altijd aan het begin van de zin
C
zet je voor een zelfstandig naamwoord
D
wijst een werkwoord aan

Slide 19 - Quiz

4.7 Grammatica les 2
Lidwoord, zelfstandig naamwoord en werkwoord

 

Slide 20 - Slide

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting is WW.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.
Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Slide 21 - Slide

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 22 - Quiz

Is 'boven' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 23 - Quiz

Is 'jarig' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 24 - Quiz

Is 'zijn' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 25 - Quiz

Genoeg geoefend: aan de slag!
Maak 4.7 opdracht 6 t/m 10
Klaar....
Oefen met versterk jezelf de volgende onderdelen:
  • zelfstandige naamwoorden
  • lidwoorden
  • werkwoorden herkennen
Voor kader: jullie maken hoofdstuk 4.7 online af 
 

Slide 26 - Slide