4.6 & 4.7 ww, znw, bnw, lw, vz - persoonlijk voornaamwoord

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.6 & 4.7
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.6 & 4.7
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 171.


Huiswerk controle:
 4.4 & 4.5 opdracht 1 t/m 6 

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- kun je de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en voorzetsels in een zin benoemen
- kun je aangeven wanneer een woord een persoonlijk voornaamwoord is

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Krystian, Jaysen & Niek

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 4.6 & 4.7
blz: 171 t/m 173
opdr: 7 t/m 9

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.

Slide 7 - Drag question

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden in de volgende zin:
Ik heb hun mijn emailadres gegeven.
A
Ik, mijn
B
heb gegeven
C
Hun, mijn
D
Ik, hun

Slide 8 - Quiz

persoonlijk voornaamwoord
Zij
geeft
de
kaarten
aan
ons.
Hebt
u
ons
gezien
tijdens
dat
feestje
van
hem.

Slide 9 - Drag question

Wie maakt wat:
4 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 4.6 & 4.7 opdracht 7 t/m 9 op blz. 171 t/m 173

De rest doet mee met de instructie.

Slide 10 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 11 - Slide

Werkwoorden
Alle woorden die je kunt doen

Bijv: 
lopen, fietsen, rennen

Slide 12 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
= Mensen, dieren dingen.

Voor een zelfstandig naamwoord kan je een lidwoord zetten. 

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijk 
naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 14 - Slide

Lidwoorden
Er zijn drie lidwoorden: 

de, het, een.





Slide 15 - Slide

Voorzetsels (vz)
Voorzetsels zijn woorden die voor een lidwoord of zelfstandig naamwoord kunnen staan. Ze helpen om de precieze plaats, richting of tijd aan te geven.

Om erachter te komen of het een voorzetsel is, kun je het voor een zelfstandig naamwoord plaatsen, zoals: ... de kamer, ... de kast, ... de kooi. 

Een voorzetsel is nooit een los zinsdeel. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 18 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Enkelvoud
onderwerpsvorm
voorwerpsvorm
1e persoon
ik
me/mij
2e persoon
je/jij
je/jij
u
3e persoon
hij
hem
ze/zij
ze/haar
het
het
Meervoud
onderwerpsvor,
voorwerpsvorm
1e persoon
wij
ons
2e persoon
jullie
jullie
u
u
3e persoon
ze/zij
ze/hen/hun

Slide 19 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 4.6 & 4.7 opdracht 7 t/m 9 op blz. 171 t/m 173

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 9.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt 4.6 & 4.7 opdracht 7 t/m 9 op blz. 171 t/m 173


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 22 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- Kun je de werkwoorden, zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, lidwoorden en voorzetsels in een zin benoemen?
- kun je aangeven wanneer een woord een persoonlijk voornaamwoord is?

Slide 23 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Woensdag 28 februari
 4.6 & 4.7 opdracht 7 t/m 9 
 
Toetsen:
Maandag 4 maart
SO Grammatica H3 & H4

Slide 24 - Slide