Toets 3 Begrippen en vaktermen Kerntaak 2

Toets 3 Begrippen en vaktermen Kerntaak 2


Deze begrippentoets bestaat uit 25 vragen over begrippen en vaktermen die je moet kennen om Kerntaak 2 te kunnen afronden.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
LogistiekMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Toets 3 Begrippen en vaktermen Kerntaak 2


Deze begrippentoets bestaat uit 25 vragen over begrippen en vaktermen die je moet kennen om Kerntaak 2 te kunnen afronden.

Slide 1 - Slide

Wat zie je op de foto?
A
Een kind-veilige sluiting (dop) op agressieve reinigingsmiddelen.
B
Een dodemansknop. Alleen te gebruiken in noodsituaties.
C
Een veiligheidsknop die je indrukt om alles uit te schakelen tijdens onderhoud.
D
Een veiligheidsknop die wordt gebruikt om apparatuur uit te schakelen tijdens laden en lossen.

Slide 2 - Quiz

Wat bedoelen we met een optimale routing?
A
Het proces van het selecteren van de juiste transportmiddelen.
B
De beste weg die goederen kunnen afleggen binnen de lay-out van het magazijn.
C
Het zo inrichten van het order verzamelen dat magazijnmedewerkers minder hoeven tillen.
D
Het efficiënt verwerken van retourzendingen.

Slide 3 - Quiz

Wat is een Distributie Centrum (DC)?
A
Een locatie waar producten worden geproduceerd.
B
Een faciliteit voor het opslaan en distribueren van goederen.
C
Een plek waar consumenten producten in grote hoeveelheden kunnen kopen.
D
Een centrum voor klantenservice en retourverwerking.

Slide 4 - Quiz

Wat is crossdocking in de logistiek?
A
Het proces van het verplaatsen van goederen tussen verschillende magazijnen.
B
Het samenvoegen van verschillende bestellingen in één zending.
C
Het direct doorvoeren van inkomende goederen naar uitgaande transportvoertuigen zonder opslag.
D
Het verdelen van goederen over verschillende routes voor levering.

Slide 5 - Quiz

Welke beschrijving past het beste bij het begrip Logistiek?
A
Het beheren van logistieke middelen in een bedrijf.
B
Het ontwerpen van een optimale routing voor het orderverzamelen.
C
Het besturen en beheren van een magazijn.
D
Het plannen, uitvoeren en beheren van de goederenstroom vanaf de leverancier tot aan de klant.

Slide 6 - Quiz

Wat is een dedicated warehouse?
A
Een magazijn dat specifiek is toegewezen aan één bedrijf voor exclusief gebruik.
B
Een magazijn dat uitsluitend wordt gebruikt voor het opslaan van gevaarlijke stoffen.
C
Een faciliteit die gedeeld wordt door meerdere bedrijven voor opslagdoeleinden.
D
Een opslagplaats die flexibel wordt gebruikt voor verschillende soorten goederen.

Slide 7 - Quiz

Wat zie je op de foto?
A
Een inrijstelling
B
Een verrijdbare stelling
C
Een doorrijstelling
D
Een doorrolstelling

Slide 8 - Quiz

Wat betekent compartimentering in de logistiek?
A
Het verdelen van een magazijn in verschillende afdelingen of secties.
B
Het combineren van meerdere bestellingen tot één verzending.
C
Het optimaliseren van de transportroutes voor efficiëntie.
D
Het verzekeren van goederen tijdens transport.

Slide 9 - Quiz

Welk transportmiddel heeft de kortste draaicirkel?
A
Een driewielheftruck
B
Een reachtruck
C
Een vierwielheftruck
D
Een hoogbouwtruck

Slide 10 - Quiz

Welke orderverzamel methode zie je op de foto?
A
Eéndimensionaal Goods-to-man
B
Tweedimensionaal Man-to-goods
C
Tweedimensionaal Goods-to-man
D
Eéndimensionaal Man-to-goods

Slide 11 - Quiz

Wat is een UN nummer?
A
Een nummer dat een locatie aangeeft in een WMS systeem.
B
Een nummer dat overeenkomt met een product in het computersysteem van een distributiecentrum.
C
Een nummer dat een gevaarlijke stof identificeert.
D
Een nummer dat een sectie of unit aanwijst in een magazijn.

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen we met een buffervoorraad?
A
Een voorraad die wordt gebruikt voor promotiedoeleinden.
B
Een extra voorraad die wordt aangehouden om onverwachte vraag pieken op te vangen.
C
Een voorraad die wordt opgeslagen in afwachting van douane-inklaring.
D
Een voorraad die wordt gebruikt als reserves voor vervangingsdoeleinden.

Slide 13 - Quiz

Wat is een inventarisatielijst?
A
Een lijst waarmee de logistieke processen binnen een organisatie in kaart zijn gebracht.
B
Een tellijst waarop de artikelen met aantallen staan die moeten worden geteld.
C
Een lijst met alle inventaris die in het magazijn aanwezig is.
D
Een tellijst waarop de artikelen staan die moeten worden geteld.

Slide 14 - Quiz

Waarvoor staat de PAMAN regel?
A
Een afkorting voor alle handelingen die je moet verrichten bij het verzamelen van orders.
B
Een afkorting voor alle handelingen die je moet verrichten op de plaats van een ongeval.
C
Een afkorting voor alle handelingen die je moet verrichten op de plaats van een ongeval vóórdat je eerste hulp verleent.
D
Een afkorting voor alle handelingen die je moet verrichten na het verzamelen van orders.

Slide 15 - Quiz

Wat zie je op deze afbeelding?
A
Persoonlijke beschermings middelen.
B
Verbodsborden
C
Reddingsmiddelen
D
Verplichte beschermings middelen.

Slide 16 - Quiz

De inkoper van Praxis koopt 200 tuinhuisjes bij een Noorse fabrikant. Hij spreekt af dat er hiervan telkens 20 geleverd worden bij Praxis als hij daarom vraagt. Om welke soort order gaat het hier?
A
Een termijnorder.
B
Een afroeporder.
C
Een spoedorder.
D
Een backorder.

Slide 17 - Quiz

Wat wordt bedoeld met een "sectie" in het magazijn?
A
Een specifieke route voor het transporteren van goederen.
B
Een eenheid voor het meten van de opslagcapaciteit van een magazijn.
C
Een afgebakend gedeelte van een magazijn voor specifieke goederen.
D
Een term voor het selecteren van de juiste leverancier voor bepaalde producten.

Slide 18 - Quiz

Wat voor etiket zie je op de foto?
A
Een gevarenetiket.
B
Een waarschuwingsetiket.
C
Een behandelingsetiket.
D
Geen van de andere 3 etiketten.

Slide 19 - Quiz

Bij jou op het leerbedrijf gebeurt een ernstig ongeval met een collega omdat hij speelt met een heftruck. Er is een BHV'er nodig en de hulpdiensten moeten worden gewaarschuwd. Op het bedrijf is géén BHV'er aanwezig of opgeleid. Welk antwoord is juist?
A
Het bedrijf moet maatregelen nemen en de bedrijfsleider ziet in dat hij nu een of meerdere BHV'ers op moet gaan leiden. Hij maakt een afspraak met een opleider om dit te regelen.
B
De Arbowet schrijft voor dat het gewenst is dat in elk bedrijf minimaal één BHV'er opgeleid is. De bedrijfsleider maakt een afspraak met een opleider om dit te regelen.
C
De Arbowet schrijft voor dat het verplicht is dat in elk bedrijf een BHV'ers opgeleid is. De bedrijfsleider maakt daarom een afspraak met een opleider om dit te regelen.
D
Het bedrijf is in overtreding. Het is verplicht om voldoende opgeleide BHV'ers te hebben met een goede opleiding en uitrusting.

Slide 20 - Quiz

Wat is Tarra?
A
Het gewicht van de verpakking van een product.
B
De totale waarde van alle goederen in een magazijn.
C
De kostprijs van het transport van goederen.
D
De maximale belasting die een vrachtwagen of heftruck kan dragen.

Slide 21 - Quiz

Wat zie je hier op de foto?
A
Een Intermediate Bulk Container.
B
Een EBC.
C
Een IGLO.
D
Een Octabin.

Slide 22 - Quiz

Wat is een transporteenheid?
A
Een verpakking van goederen die verzameld kan worden op een bestelling voor een klant.
B
Een eenheid waarmee goederen verzonden worden zoals een vrachtwagen of trailer.
C
Een order die compleet is en verstuurd kan worden.
D
Een doos, pallet of rolcontainer met goederen die verstuurd en gevolgd kan worden.

Slide 23 - Quiz

Welke producten moeten worden geconditioneerd?
A
Laptops met accu of batterij.
B
Dure horloges.
C
Alcohol houdende dranken.
D
Visproducten.

Slide 24 - Quiz

Wat wordt met deze foto uitgebeeld?
A
De afzethoogte.
B
De vrije hefhoogte.
C
De doorrijhoogte.
D
De zwaartepuntafstand.

Slide 25 - Quiz

Je werkt bij een groothandel en verzamelt orders.
Er is een order binnengekomen via de mail die over 3 kwartier wordt opgehaald aan de balie. Hoe noemen we zo'n order?
A
Een balieorder.
B
Een spoedorder.
C
Een afhaalorder.
D
Een backorder.

Slide 26 - Quiz