11.2 Anorganische en organische stoffen [les 2]

Start van de les
Ga naar onze klaspagina in LessonUp

Maak in stilte, zelfstandig de LessonUp over 11.2

Eerder klaar? Maak er alvast een samenvatting van

Je hebt 15-20 minuten
timer
17:30
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Start van de les
Ga naar onze klaspagina in LessonUp

Maak in stilte, zelfstandig de LessonUp over 11.2

Eerder klaar? Maak er alvast een samenvatting van

Je hebt 15-20 minuten
timer
17:30

Slide 1 - Slide

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 2 - Slide

Wat is het grootste verschil tussen organische en anorganische stoffen?

Slide 3 - Open question

Welke atomen zitten er allemaal in adenine?

Slide 4 - Open question

Hoe veel koolstof atomen bevat adenine?
A
0
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Leerdoel
Je kunt voorbeelden geven van organische stoffen in onze voeding en in ons lichaam

Je weet uit welke organische stoffen koolhydraten, vetten en eiwitten bestaan

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

noem alles wat in je opkomt bij
het woord koolhydraten

Slide 9 - Mind map

Uit welke drie elementen / atomen bestaan alle koolhydraten?

Slide 10 - Open question

Sachariden, de bouwstenen van koolhydraten
Koolhydraten (sachariden)
- bestaan uit C, O en H
- monosacharide - vb. glucose/ fructose/ galactose/ ribose
- disacharide - vb. lactose/ sacharose

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Uit welke twee monosachariden bestaat lactose?
A
fructose en galactose
B
glucose en glucose
C
galactose en glucose
D
glucose en fructose

Slide 13 - Quiz

Hoe zit het dan met suiker?


Mono- en disachariden worden suikers genoemd. Deze leveren vaak snel energie. 
Polysachariden worden niet suikers genoemd. Deze moeten eerst worden afgebroken.

Slide 14 - Slide

Polysachariden
  • allen opgebouwd op glucose moleculen
  • reservestof (zetmeel en glycogeen)
  • in planten (zetmeel en cellulose)
  • bouwstof (cellulose)
  • voedingsstof (zetmeel)


zetmeel
cellulose
glycogeen

Slide 15 - Slide

Welke polysacharide wordt ook wel de dierlijke zetmeel genoemd?
A
glucose
B
glycogeen
C
celloluse
D
glucagon

Slide 16 - Quiz

Aminozuren, de bouwstoffen van eiwitten
Aminozuren (bouwstenen eiwitten) 
- bestaan uit C, O, H en N
- altijd een aminogroep (-NH2) en een zuurgroep (-COOH)
- 20 soorten aminozuren 

Slide 17 - Slide

Welke twee aminozuren bevatten zwavel?

Slide 18 - Open question

Vetten
  • erg grote moleculen
  • een glycerolgroep met drie vetzuurketens eraan
  • brandstof/ reservestof (bevat veel energie)
  • bouwstof (belangrijk onderdeel celmembranen)

Slide 19 - Slide

Een fosfolipide is een voorbeeld van een vet. Waar vinden we deze in ons lichaam?
A
Celmembraan
B
Ribosoom
C
RER
D
Mitochondrium

Slide 20 - Quiz

DNA is ook een molecuul
Een van de grootste van het lichaam

Slide 21 - Slide

Aan de slag

Maak een begrippenlijst / samenvatting van deze Lesson-Up

Klaar? Maak een begrippenlijst / samenvatting van paragraaf 11.2 van de volgende twee sub paragrafen:
Kleine organische moleculen
Grote organische moleculen




Slide 22 - Slide