24/25 na vakantie of oefening voor toets

Bienvenu(e)s! Fijn je weer te zien!
1 / 39
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bienvenu(e)s! Fijn je weer te zien!

Slide 1 - Slide

Pratiquer - parler
Pendant les vancances, j'ai fait du sport. J'ai joué au tennis. Et j'ai fait la cuisine. J'ai fait de la soupe de tomates. 

Qui dans la classe a aussi fait du sport
et qui a aussi fait la cuisine

Slide 2 - Slide

  • opbouw toets TW2
  • vragen leerstof TW
  • oefenen met kaartjes passé composé
  • individueel oefenen voor TW, vragen stellen
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik wat ik op de TW toets kan verwachten
  • heb ik geoefend met de TW leerstof

Slide 3 - Slide

Opbouw toets
F-N woord invullen zin 
F-N woord invullen zin (kiezen uit 2 woorden) 
N-F woord vertalen in een zin 
F-N juiste woord kiezen die past in zin 

NB: vertaal alleen het vetgedrukte woord(en)
bijv. l'exposé - une exposé - exposé

Slide 4 - Slide

Opbouw toets
faire : présent en passé composé
pouvoir : présent en passé composé
werkwoorden -er :présent en passé composé
bezittelijk vnw: schema staat in triche-o-thèque
kloktijden: hulpt van triche-o-thèque 
Écrire: antwoorden Franse vragen. Antwoord in Frans geven in hele zin.


Slide 5 - Slide

Écrire - leerdoelcheck

Écrire: antwoorden Franse vragen. Antwoord in Frans geven in hele zin (12 points)


Slide 6 - Slide

Brein - Boek - Buur - Baas
Quel est ton sport/hobby préféré?
Antwoord in een hele zin


Tu fais ton hobby où?
Antwoord in een hele zin

Slide 7 - Slide

Leerdoelencheck

faire : présent en passé composé
pouvoir : présent en passé composé
werkwoorden -er :présent en passé composé



Slide 8 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
persoon
hulpwerkwoord
stam
uitgang
voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Jeu: werkwoorden

jij hebt gespeeld

Slide 10 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
tu
as
jou
é

Slide 11 - Slide

Jeu: werkwoorden

Ik heb gemaakt

Slide 12 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
j'ai
fait

Slide 13 - Slide

Jeu: werkwoorden

wij hebben gegeten

Slide 14 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
on
a
mang
é
nous
avons

Slide 15 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

Hij heeft gemaakt

Slide 16 - Slide

Jeu: antwoord
il
a
fait

Slide 17 - Slide

Jeu: werkwoorden

jullie hebben gedanst

Slide 18 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
vous
avez
dans
é

Slide 19 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

U heeft gekund

Slide 20 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
vous
avez
pu

Slide 21 - Slide

Jeu: werkwoorden

zij heeft gezongen

Slide 22 - Slide

Jeu: werkwoorden passé composé
elle
a
chant
é

Slide 23 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

Zij heeft gekund

Slide 24 - Slide

Jeu: réponse
Elle
a
pu

Slide 25 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

Jij hebt gemaakt

Slide 26 - Slide

Jeu: réponse
tu
as
fait

Slide 27 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

Zij hebben gekund

Slide 28 - Slide

Jeu: antwoord
ils
ont
pu

Slide 29 - Slide

Jeu: werkwoorden faire et pouvoir

Wij hebben gedaan

Slide 30 - Slide

Jeu: antwoord
nous
avons
fait

Slide 31 - Slide

Évaluation

  • passé composé duidelijker?
  • Nog oefenen met de présent - kaartjes?
  • Andere onderdelen klassikaal oefenen? 
  • Wie wil liever zelfstandig leren laatste les?




Slide 32 - Slide

Oefentoets - au travail
wie wil nog individuele uitleg over onderdeel?

Slide 33 - Slide

  • opbouw toets TW2
  • vragen leerstof TW
  • oefenen met kaartjes passé composé
  • individueel oefenen voor TW
Le but: à la fin de ce cours:
  • weet ik wat ik op de TW toets kan verwachten
  • heb ik geoefend met de TW leerstof

Slide 34 - Slide

Ik kan
jij kunt
Hij, zij, men kan
Wij kunnen
jullie kunnen
u kunt
zij kunnen
... pouvons
... pouvez
tu peux
.... peut
...peuvent
je peux

Slide 35 - Drag question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Tu ______________ (passé composé)

Slide 36 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Vous __________

Slide 37 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
les garçons ______________ (passé composé)

Slide 38 - Open question

Voer de juiste vorm van pouvoir in:
Marie__________(passé composé)

Slide 39 - Open question