3.2 Zien A (3 lessen)

par. 3.2 het Oog
1 / 50
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

par. 3.2 het Oog

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Wat weten we al?
  • Uitleg onderdelen oog (3.2 deel 1)
  • Keuze: bespreken opdrachten 3.1 of in stilte aan het werk
  • Opdrachten maken 

Slide 2 - Slide

Ogen zijn gevoelig voor alle prikkels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Lichtprikkels van de patat komen op zintuigcellen in                               . Impulsen lopen via                                      naar de                                                     , waar je je bewust wordt van de waarneming. Dan worden er impulsen via het 
doorgegeven aan de armspieren door
                                       . Je pakt de patat.
het oog
hersenen
ruggenmerg
gevoelszenuwen
bewegingszenuwen

Slide 4 - Drag question

Licht is een voorbeeld van een impuls.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke onderdelen ken je al?
wimpers
wenkbrauw
traanbuis
oogwit

Slide 6 - Drag question

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • de onderdelen van de buitenkant en binnenkant van het oog benoemen in een schematische tekening (bron 3 en 4 op blz. 71-72).
  • de functies van alle onderdelen van het oog omschrijven.
  • de werking van de staafjes en kegeltjes in het oog uitleggen.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

  • Wenkbrauw
Houdt het zweet uit je ogen.

  • Traanklier
Maakt traanvocht om je ook vochtig te houden.

Slide 9 - Slide

  • Wimpers
Beschermen je ogen tegen vuil.

  • Traanbuis
Voert traanvocht af naar de neus .

Slide 10 - Slide

  • Pupil
Gat in het oog waar het licht doorheen gaat. kan van grootte veranderen.

  • Iris
Gekleurde deel van het oog.

Slide 11 - Slide

2

Slide 12 - Video

00:47
Wat is de functie van de oogzenuw
A
Het oog bewegen
B
Impulsen naar de hersenen sturen
C
Licht registreren
D
Het oog beschermen

Slide 13 - Quiz

00:58
Sleep de lens naar de juiste plek
Tekst
Lens

Slide 14 - Drag question

Stevig vlies aan buitenkant. Is oogwit aan de voorkant. Beschermt alles in het oog.
Middelste laag, waarin bloedvaatjes zitten. Hierdoor krijgt het oog de stoffen die het nodig heeft. Iris is voorkant van het vaatvlies, zit om je pupil (gekleurd).
Binnenste vlies, waarin de lichtgevoelige zintuigcellen zitten.
Gebied recht achter de pupil. Hiermee zie je het scherpst.
Plek waar oogzenuw aan de oogbol vast zit. Hier zit geen netvlies met zintuigcellen, dus hier zie je niets.
Hierdoor gaan impulsen vanuit de lichtzintuigen naar de hersenen.
Zorgen voor beweging van oog.
'Vulling' van oog, een doorzichtige gel.
Voorkant van harde oogvlies, is doorzichtig. Hier gaat licht doorheen naar je oog.

Slide 15 - Slide

Opdrachten bespreken 3.1
We gaan nu opdrachten van 3.1 bespreken. In ieder geval: 7, 13, 15 en 16. 
Zijn er nog meer opdrachten die we moeten bespreken?



Heb je alles van 3.1 goed nagekeken en begreep je het goed? Dan mag je in stilte alvast aan de slag met de opdrachten van 3.2.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Maken

Opdrachten: 1, 3 t/m 11 van 3.2


Af op dinsdag 6 februari van 3.2:
1, 3 t/m 11, 13 en 15 t/m 19

Slide 18 - Slide

Welkom!
Je mag zelfstandig beginnen!
(in stilte)
  1. Pak een blad.
  2. Bekijk het oog hiernaast. 
  3. Schrijf de namen van de  onderdelen 1 t/m 12 op je blaadje (11 hoeft niet)
  4. Schrijf bij de onderdelen 4, 6, 9, 10 en 12 op wat de functie is.

Klaar? 
Probeer vraag 11 eens samen te doen!
timer
8:00

Slide 19 - Slide

Deze les

  • Uitleg over 3.2 deel 2
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck

Slide 20 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • de werking van de staafjes en kegeltjes in het oog uitleggen.
  • uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat ze voldoende licht krijgen met behulp van de pupil.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Staafjes en kegeltjes
Twee soorten lichtzintuigcellen:
  • Staafjes: zwart, wit en grijstinten.
Werken bij weinig licht.
  • Kegeltjes: kleuren.
Alleen bij licht.

Slide 23 - Slide

Staafjes en kegeltjes
Staafjes werken goed met weinig licht, kan je 
zwart wit mee zien. zitten voornamelijk buiten de gele vlek.

Kegeltjes werken bij veel licht, kleur zien. Zitten voornamelijk in de gele vlek.

Slide 24 - Slide

Kegeltjes
3 type kegeltjes
  • 1 voor Rood
  • 1 voor Groen
  • 1 voor bauw

Kegeltjes worden geprikkeld bij bepaalde kleuren.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Wat gebeurt er met je pupil bij weinig licht?

Slide 27 - Slide

Je kunt uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat ze voldoende licht krijgen.
Pupil worden groter en kleiner door twee soorten spiertjes in de iris:
  • Lengtespiertjes
Weinig licht --> trekken samen --> pupil wordt groter.
  • Kringspiertjes
Veel licht --> trekken samen --> pupil wordt kleiner.

Slide 28 - Slide

Je kunt uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat ze voldoende licht krijgen.
De pupil wordt groter bij weinig licht. Doordat lengtespiertjes samen trekken wordt de opening groter. Hierdoor kan er meer licht op je netvlies komen. Hierdoor kun je toch nog wat zien bij weinig licht, 
De pupil wordt kleiner bij veel licht. Doordat kringspiertjes samen trekken wordt de opening kleiner. Het netvlies wordt dan niet beschadigd door teveel licht.

Pupil reflex= groter en kleiner maken van je pupillen

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Aan de slag
Weektaak voor ...:
Basis: (3, 4, 6 t/m 11) 13, 15 t/m 19
Extra oefening: 5 en 12

Laatste 5-10 minuten: leerdoelencheck!

Slide 31 - Slide

Leerdoelencheck!
Pak je laptop en log in op de LessonUp.

Slide 32 - Slide

lens
iris
netvlies
zenuw
vaatvlies

Slide 33 - Drag question

Je netvlies kan prikkels omzetten in impulsen?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quiz

Welke 3 lagen zitten er in je oog?

Slide 35 - Open question

Op de gele vlek zitten zintuigcellen waarmee je alleen geel kunt zien.
A
Ja
B
Nee

Slide 36 - Quiz

Als de lengtespiertjes samentrekken wordt de pupil kleiner.
A
Ja
B
Nee

Slide 37 - Quiz

De lengtespiertjes trekken samen bij weinig licht.
A
Ja
B
Nee

Slide 38 - Quiz

Deze les
  • Wat weten jullie nog?
  • Uitleg over 3.2 deel 3
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck 

Slide 39 - Slide

Wat weten jullie nog?
  1. Lees het leerdoel.
  2. Denk na over jouw antwoord (30 seconden).
  3. Overleg met je buur (1 minuut).
  4. Deel het met de klas :)
 
  • Wat zijn de staafjes en kegeltjes in het oog? En op welke plek zitten veel kegeltjes?
  • Wanneer werken de staafjes en kegeltjes?
  • Hoe werkt de pupilreflex?
timer
0:30
timer
1:00

Slide 40 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat je scherp kunt zien.
  • uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat je diepte kunt zien.
  • beschrijven wanneer je een bril nodig hebt en hoe een bril werkt.
  • uitleggen wat er aangepast wordt bij een staaroperatie.


Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Scherp zien 
Dichtbij: Bolle lens

Ver weg: platte lens

Nabijheidspunt = dichtsbijzijnde punt waar je voorwerp nog scherp kunt zien.

Slide 43 - Slide

Aanspannen van straallichaam bepaalt de vorm van de lens. 
Als het straallichaam samentrekt, staan de lensbandjes losser en is de lens bol (figuur 2).

Slide 44 - Slide

Bril nodig?
Kan twee oorzaken hebben:
  • ooglens kan niet goed plat/bol worden
  • vorm van de oogbol is niet goed (vaak bij jonge mensen)

  • oogbol is te kort --> je ziet alleen in de verte scherp: verziend
  • oogbol is te lang --> je ziet alleen dichtbij scherp: bijziend

Slide 45 - Slide

Bril nodig?
Verziend? 
Dichtbij onscherp, je krijgt bolle lenzen +

Bijziend?
Veraf onscherp, je krijgt holle lenzen -

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Diepte zien
Met je linkeroog, zie je net een ander
beeld dan met je rechteroog.

Je hersenen voegen dat beeld samen. 

Slide 48 - Slide

Opdrachten maken
Opdrachten vorige lessen: 3, 4, 6 t/m 11, 13, 15 t/m 19

Basis: 21, 22, 24, 25, 27 en 31   
Extra oefening: 5, 12 en 26


Slide 49 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?
  • Je kunt uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat je scherp kunt zien.

  • Je kunt uitleggen hoe je ogen ervoor zorgen dat je diepte kunt zien.

  • Je kunt beschrijven wanneer je een bril nodig hebt en hoe een bril werkt.

Slide 50 - Slide