H2: Herhaling

H2: Licht en beeld
Herhaling
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H2: Licht en beeld
Herhaling

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1: Kleuren zien
Zonlicht bevat alle kleuren van de regenboog, daarnaast bevat het ook infrarood (IR) en ultraviolet (UV)

Deze kleurenband heet: spectrum

Slide 2 - Slide

Paragraaf 1: Kleuren zien
Witte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren (daarom blijft dat koeler in de zon)
Zwarte voorwerpen absorberen alle kleuren (daarom wordt dat warmer in de zon)

Andere voorwerpen weerkaatsen alleen hun eigen kleur, al het andere licht wordt geabsorbeerd en omgezet in warmte

Slide 3 - Slide

Paragraaf 1: Kleuren zien
De basiskleuren van licht zijn:
Rood
Groen
Blauw

Met deze kleuren kan je alle 
zichtbare kleuren maken

Slide 4 - Slide

Paragraaf 2: Licht en schaduw

Slide 5 - Slide

Licht en schaduw
Als je wil kijken waar de schaduw valt dan teken je altijd rechte lijnen van de lichtbron af en die lopen dan langs de rand van het voorwerp. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

2 soorten schaduw

Slide 8 - Slide

Zon- en maansverduistering
Als de maan tussen de zon en de aarde staat heb je een zonsverduistering

Slide 9 - Slide

Zon- en maansverduistering
Als de aarde tussen de zon en de maan staat heb je een maansverduistering

Slide 10 - Slide

Paragraaf 3: Lenzen
Als licht van het ene medium overgaat in het andere medium dan ontstaat er lichtbreking. Daardoor zie je voorwerpen op een andere plek dan dat ze daadwerkelijk zijn.

Bijvoorbeeld: 
Licht gaat van lucht door in water. 
Je ziet een potlood op een andere plek in het 
water dan in de lucht boven het water.

Slide 11 - Slide

Paragraaf 3: Lenzen
Een bolle lens heet een positieve lens, een holle lens heet een negatieve lens

Slide 12 - Slide

Beeldvorming
Met het tekenen van 2 constructiestralen kan je bepalen waar een beeld van een bolle lens ontstaat

1 straal loopt evenwijdig aan de hoofdas en gaat na de lens door het brandpunt (F)
1 straal loopt door het midden van de lens rechtdoor
Waar de 2 stralen bij elkaar komen heb je de bovenkant van je beeld achter de lens

Slide 13 - Slide

Een paar termen die je moet kennen
Voorwerpafstand: de afstand van het voorwerp tot de lens
Beeldafstand: de afstand van het beeld tot de lens
brandpuntsafstand (f): de afstand van het brandpunt tot de lens

Slide 14 - Slide

Brandpuntsafstand (f)
Hoe sterker de lens (dus meer bol), hoe kleiner de brandpuntsaftand (f)
        p[;''''

Slide 15 - Slide

Paragraaf 4: Brillen en contactlenzen
Je oog kan scherpstellen door je ooglens boller of minder bol te maken. Dit heet accomoderen.

Brillen en contactlenzen zetten een extra lens voor je oog die jouw eigen ooglens een beetje helpt.
Als je een oogafwijking hebt dan kan je verziend of bijziend zijn. 

Slide 16 - Slide

Paragraaf 4: Brillen en contactlenzen

Slide 17 - Slide