Vwo 1 oefenvragen H1 H2

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Toets hoofdstuk 1 + 2: wat moet je kunnen?

Onderdeel: lezen

Theorie 'lezen' H1 + H2

Onderwerp, deelonderwerp, leesstrategieën (oriënterend, globaal, nauwkeurig, zoekend), opbouw tekst.

Tekst + vragen over de tekst.

Wat doe je als je oriënterend leest?

1. Bepaalde woorden in een tekst opzoeken.
2. De tekst helemaal heel precies lezen.
3. De tekst bekijken en de eerste alinea lezen.
4. De eerste en de laatste zinnen van alle alinea’s lezen.

In welk tekstdeel staat de meeste informatie?

1. Inleiding
2. Middenstuk
3. Slot

Wat zijn deelonderwerpen?

1. De verdeling van een tekst: inleiding, middenstuk, slot.
2. Verschillende kanten van het onderwerp.
3. Meerdere alinea's die over hetzelfde onderwerp gaan.
4. De tussenkopjes boven de alinea's.

Onderdeel: woordenschat

Theorie 'woordenschat' H1 + H2

Betekenis van moeilijke woorden kennen.

Moeilijke woorden in een zin plaatsen.

Leer de woordenlijsten (zie mapje Teams)

Wat betekent 'observeren'?

1. Waarnemen
2. Weerzin
3. Afkeer
4. Sympathie

Wat betekent 'willekeur'?

1. Afzonderlijk mens of dier
2. Toestand; staat; conditie
3. Opkomen voor
4. Onberedeneerde keuze

Als vrienden delen ze hun ... voor muziek.

1. dimensie
2. passie
3. opkomst
4. reël

Wat betekent 'klassieker'?

1. Vaak gezongen lied, veelgelezen boek, etc.
2. Weergave van iets in de vorm van een afbeelding of tekening.
3. Vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn.
4. Manier van uitdrukken waarbij een beeld duidelijk maakt wat je wilt zeggen.

Wat betekent 'benaderen'?

1. Beetnemen; bedriegen
2. Jaloers
3. Dichterbij komen
4. Iets wat verkeerd is onder de aandacht brengen

Meneer Strik kreeg ... toen hij zag dat wij dezelfde fouten hadden gemaakt.

1. alliteratie
2. gratie
3. subtiel
4. argwaan

Onderdeel: spelling

Theorie 'spelling' H1 + H2

Zet hoofdletters en leestekens in een zin.

Weten hoe je correct hoofdletters gebruikt.

Verkleinwoorden juist spellen.

Vergrotende en overtreffende trap.

Juiste spelling van moeilijke woorden met i, ie en y.

Wat is juist?

1. 'S ochtends fiets ik naar school.
2. 's Ochtends fiets ik naar school.
3. 's ochtends fiets ik naar school.
4. 'S Ochtends fiets ik naar school.

Wat is het verkleinwoord van 'café'?

1. cafeetje
2. cafétje
3. caféétje
4. caféetje

Wat is het verkleinwoord van 'baby'?

1. babytje
2. babie'tje
3. babietje
4. baby'tje

Wat is het verkleinwoord van 'ketting'?

1. kettingkje
2. kettingpje
3. kettinkje
4. kettingje

Wat is juist?

1. conciërge
2. congiërge
3. concièrge
4. concierge

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'lief'?

1. liever - lieverst
2. liever - liefst
3. liefer - liefst
4. liefste - liever

Onderdeel: formuleren

Theorie 'formuleren' H1 + H2

Verbindingswoorden tussen zinnen plaatsen (doordat, omdat, maar, zodat, zodra, terwijl ...)

De juiste verwijswoorden in een zin gebruiken (die, dat, deze, dit)

 

Jan en Piet moesten nablijven, ... ze gingen stiekem snel naar huis.

1. zodra
2. terwijl
3. zodat
4. maar

We waren getuige van een spannend duel, ... helaas onbeslist eindigde.

1. dit
2. deze
3. dat
4. die

De coach ... onze club kampioen had gemaakt, ging met pensioen.

1. dit
2. deze
3. dat
4. die

Ik ken deze stof ...

Nog helemaal niet!

Nog niet goed genoeg.

Redelijk.

Best goed.

Heel goed!